16
DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing
Bewerken van de Ultramizer:
RANGE beschrijft het dynamisch regelgebied. Bij een waarde van 10 dB
wordt een maximale niveauverhoging van 10 dB uitgevoerd.
TIME verandert de regelsnelheid van de Ultramizer.
•
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar (51) , om de parameter
TIME te veranderen.
•
Draai aan de PARAMETER-regelaar (45) , om de parameter RANGE
te veranderen.
Verlaten van de Ultramizer setup:
•
Druk op de ESC-taster (52) , om de Ultramizer setup te verlaten.
3.5.2 User settings laden en opslaan
Een groot voordeel van een digitale mixer is de mogelijkheid,
complete mixerinstellingen op te slaan, om ze later met een druk op een toets
weer op te roepen. Bij grote studiopanelen heet deze functie "Snapshot",
omdat alle instellingen – zoals bij een snapshot – vastgehouden worden.
Zo kun je je mixer aan je vertrouwde manier van werken aanpassen en eenmaal
gedane instellingen te allen tijde weer oproepen.
Stel je voor, de DDM4000 staat in een club en wordt door meerdere dj's gebruikt.
Iedere dj kan zijn favoriete EQ-instellingen, Kill-frequenties, Ultramizer- en
effectinstellingen opslaan en als hij de volgende keer begint, weer produceren.
Van de andere kant kan iedere gast-dj, die de DDM4000 niet kent, direct aan de
gang gaan, zonder dat hij enige standaardinstellingen moet doen.
◊
Na het inschakelen wordt de laatst gekozen preset geladen.
User Setting laden:
1) Druk op de LOAD-taster (35) . De LOAD-taster knippert.
In het display opent zich de "User Setup" met de preset-lijst.
2) Draai aan de linker PARAMETER-regelaar (45) , om een User Setting
(of de Factory Preset) te kiezen:
3) Druk op de PARAMETER-regelaar, om de User Setting te laden.
User Settings opslaan:
1) Druk op de LOAD-taster (35) , om in de User Setup met de
preset-lijst te komen.
2) Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar (51) , om een opslagplaats te kiezen.
3) Druk op de PARAMETER-regelaar, om de User Setting te op te slaan.
◊
De Factory Preset kan niet overgeschreven worden.
Verlaten van de User setup:
•
Druk op de LOAD-taster (35) of op de ESC-taster (52) , om de
User setup te verlaten.
3.6 Bediening van de phones-sectie
Met de koptelefoon kunnen twee verschillende signalen beluisterd worden:
1. het PGM-signaal (=programma): dat is het signaal, dat op de MAIN-uitgang
zit. 2. het PFL-signaal (=Pre Fader Listen): dat is het signaal, dat met de
PFL-tasters (7) apart op de PFL-bus uitgeschakeld kan worden. Het PFL-signaal is
faderonafhankelijk, d.w.z. het kan ook bij naar beneden getrokken kanaalfaders
worden gehoord.
Wanneer de SPLIT-taster (40) niet ingedrukt is, worden zowel het PGM- als Het
PFL-signaal in de koptelefoon in stereo weergegeven. De mix uit beide signalen
wordt met de MIX-regelaar (38) ingesteld. Wanneer de regelaar zich helemaal
links bevindt, hoor je aansluitend het PFL-signaal, bij een rechter aanslag alleen
het PGM-signaal in beide hoorns.
Werken in de Split-modus:
•
Druk op de SPLIT-taster (40) , om de Split-modus te activeren.
In de Split-modus wordt het PFL-signaal alleen in de linker hoorn,
het PGM-signaal alleen in de rechter hoorn (telkens in mono) weergegeven.
4. De BPM- en Effectsectie
Afb. 4.1: De BPM- en effectsectie
De BPM- en effectsectie in het midden van de mixer kan voor de stereokanalen
of voor het mastersignaal ingezet worden. Beide processoren kunnen
ook gekoppeld en als dualeffect voor een apart kanaal gebruikt worden.
Daarenboven beschikken zowel het microfoonkanaal als de sampler over
eigen effectprocessoren, die in eigen hoofdstukken verklaard worden
(hoofdst. 3.3.1 en 5.4).
Het display: