Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Microfoonkanaal - Behringer DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

6
DIGITAL PRO MIXER DDM4000 Gebruiksaanwijzing
2.1 De stereokanalen 1 tot 4
(2)
(4)
(7)
(8)
Afb. 2.1: Stereokanaalgroepen
(1) Met de ingangskanaalschakelaar kun je tussen twee
signaalbronnen schakelen. Kies je line, dan wordt het signaal van de
line-ingang (67) hoorbaar. Bij phono/line is de signaalbron van de
phono/line-ingang (68) hoorbaar.
(2) De GAIN-regelaar dient voor het instellen van het niveau van het
ingangssignaal. Het actuele niveau wordt op de niveauaanduiding
(3) getoond.
(3) De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau.
(4) Ieder ingangskanaal bezit een 3-band equalizer (HIGH, MID en LOW)
met Kill-karakteristiek. Maximale verhoging: 12 dB, maximale verlaging:
- ∞ dB (Kill). Met de Kill-karakteristiek kan het frequentiebereik volledig
weggedraaid worden. Wanneer alle EQ-banden helemaal naar links
gedraaid zijn, is geen signaal meer hoorbaar. In de Channel Setup
(zie hoofdst. 3.2.2) kunnen alle EQ-parameters bewerkt worden.
(5) De MODE-taster schakelt de functionaliteit van de preset-taster (6)
tussen Multi en Single om (zie hoofdst. 3.2.1).
(6) De preset-tasters P1, P2, P3 dienen voor het opslaan en oproepen van
de equalizer-presets (zie hoofdst. 3.2.1). In de inschakeltoestand zijn
deze tasters door een maximale verlaging in de Single modus in beslag
genomen (Kill-functie).
(7) Druk op ,de PFL-taster, om het signaal van dit kanaal in de koptelefoon voor
te beluisteren.
(8) Met de fader stel je het kanaalvolume in.
(9) Met de CURVE-schakelaar verander je het regelkarakter van de fader:
In de SOFT-modus regelt de fader het volume in het bovenste bereik
langzamer, in het onderste bereik neemt dit bij gelijkmatige fader-
beweging sneller af. In de SHARP-modus regelt de fader het volume in het
bovenste derde deel sneller, in het onderste bereik neemt dit langzamer af.
In de MID-modus regelt de fader het volume in ieder bereik gelijkmatig
(lineair). Uiteraard kan bij het omschakelen een volumeverschil ontstaan.
Gebruik deze schakelaar daarom niet wanneer de muziek loopt!
(1)
(3)
(5)
(6)
(9)
(10)
(10) Met de CF ASSIGN-taster bepaal je, op welke zijde van de crossfader (20)
(A of B) het signaal moet komen.

2.2 Het microfoonkanaal

(11)
(12)
(13)
(16)
(14)
(17)
(18)
(19)
(15)
Afb. 2.2: Het microfoonkanaal
(11) De GAIN-regelaar dient voor het op niveau brengen van het
microfoonsignaal, dat op de MIC 1-ingang zit.
(12) Met deze schakelaar kies je de signaalbron, die op de niveauaanduiding
(13) getoond moet worden. IN VU toont het onbewerkte ingangsniveau:
dit helpt bij het op niveau brengen van de microfoonsignalen. XMC VU
toont het niveau achter de ULTRAMIC-processor.
(13) De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau van het microfoonkanaal.
(14) In het microfoonkanaal bevindt zich een 3-band equalizer
(HIGH, MID en LOW). Het regelbereik bedraagt +/-12 dB. In de Mic Setup
(zie hoofdst. 3.2.1) kunnen alle EQ-parameters bewerkt worden.
(15) Met de ON/OFF-taster wordt het microfoonkanaal aan- en uitgeschakeld.
(16) Met een druk op de MIC SETUP-taster opent zich het Mic Setup-menu in
het display. Hier kun je instellingen voor de equalizer, de Ultramic-processor
en de MIC FX (effectprocessor) uitvoeren (zie hoofdst. 3.3.1).
(17) De XMC ON-taster activeert de Ultramic-processor, die over een
2-band-compressor incl. expander beschikt. Ultramic-instellingen kunnen
in de Mic Setup onder uitgevoerd worden.
(18) De MIC FX ON-taster activeert de microfoon-effectprocessor.
In de Mic Setup wordt het effect gekozen.
(19) De TALK ON-taster activeert de talkover-functie. Deze zorgt ervoor, dat het
volume van de muziek verlaagd wordt, zodra jij in de microfoon praat.
Deze functie is zeer nuttig en heeft tot doel, dat je stem bij het aankondigen
niet in de muziek ondergaat. In de Talk Setup (zie hoofdst. 3.3.2) kun je alle
relevante instellingen uitvoeren.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave