installatie
aansluiting op de zonne-energie-installatie
»
Installeer een typegekeurde veiligheidsgroep. De volgorde van de
verschillende armaturen moet overeenkomen met de relevante
voorschriften, bijv. DIN 1988. Schema E :
a
Afsluiter
b
Drukafsluiter
c
Testklep
d
Terugslagklep
e
Aansluiting voor meters
f
Aftapkraan
g
Veiligheidsklep G ¾, 1,0 MPa (10 bar)
h
Afblaasleiding
-
Afblaasleiding dimensioneren voor volledig geopende veilig-
heidsklep. De afblaasopening van de veiligheidsklep moet ge-
opend blijven naar de atmosfeer.
-
De afblaasleiding van de veiligheidsklep moet met een gestage
neerwaartse neiging worden geïnstalleerd.
»
In de toevoerleiding naar de veiligheidsklep mogen geen vuilzeven
en andere vernauwingen worden ingebouwd.
»
Vul het toestel met water door de warmwaterkraan te openen en
spoel grondig door.
»
Voer een dichtheidscontrole uit.
Let er bij de installatie beslist op, dat de benodigde schroefver-
!
bindingen buiten het gebied van de flens worden aangebracht.
Alleen op die wijze blijft de revisieflens voor eventueel nodige onder-
houdswerkzaamheden afneembaar.
Het aftappen van het warmwaterreservoir vindt plaats via de aftapkraan
aan de aftapaansluiting.
Het circulatiecircuit kan aan de andere zijde van de thermometer aan
een separate aansluiting worden aangebracht.
De toepassing van een circulatiecircuit wordt niet aanbevolen, in ver-
band met energiebesparing.
2.5 Aansluiting op de zonne-energie-installatie
C De installatie van het zonne-energiecircuit wordt op de afbeelding
getoond. De zonne-energie-installatie kan in overeenstemming met het
installatieschema worden uitgevoerd. Afhankelijk van de toepassing zijn
er echter verschillen.
Hiervoor dienen ook de separate gebruiks- en montagehandleiding van
de compacte zonne-energie-installaties SOKI plus en van de zonnecol-
lectoren SOL 27 plus en SOL 20 plus te worden geraadpleegd.
Bij de installatie van de SOKI aan de boiler of aan de wand
!
dient erop te worden gelet, dat de afstand van 5 m naar het
collectorveld (enkelvoudige leidinglengte) aangehouden wordt.
Na uitvoering van alle installatiewerkzaamheden dient de wer-
!
king te worden getest. De inbedrijfname dient uitsluitend met
toestemming van de verantwoordelijke installateur te geschieden (zie
bedrijf en bediening).
www.stiebel-eltron.com
2.6 Warmwater-temperatuuropnemer
A F De warmwater-temperatuuropnemer dient in de dompelbuis (3)
van het warmwaterreservoir aangebracht te worden. Verplaats daarna
de aansluitleiding naar de verwarmingsregeling en sluit aan op de
klemmen van de laagspanningsconnector volgens de separate gebruiks-
en montagehandleiding van het regelapparaat.
Daartoe de afstandshouder op de temperatuurvoeler plaatsen en in de
dompelhuls schuiven.
F
2.7 Temperatuuropnemer zonneboiler
A Breng de temperatuuropnemer van de zonneboiler aan in de dom-
pelbuis (6) van het warmwaterreservoir. Breng vervolgens de aansluit-
leiding naar de zonne-energieregeling SOM 6 plus, SOM 7 plus, SOM
6/3 D of SOM 8 en sluit aan op de klemmen van de laagspanningscon-
nector volgens de separate gebruiks- en montagehandleiding van het
regelapparaat.
Sbb plus |
31