Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine
optimaal kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
1. Til de stoel op en draai de instelknop los (Fig. 4).
Figuur 4
1. Stelknop
2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de
knop weer vast.
Gebruik van de koplampen
De koplampen worden bediend via een Aan-/Uit-schakelaar
op het dashboard (Fig. 2). De lampen werken alleen als de
motor loopt en de schakelaar op Aan staat.
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar de maaimessen in of uit.
De maaimessen inschakelen
1. Trap de koppeling/het rempedaal in om de tractor te
stoppen.
2. Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) in de stand
Ingeschakeld (Fig. 5).
1
Figuur 5
1. Uit – Uitgeschakeld
1
m-1862
2
2. Aan – Ingeschakeld
14
De maaimessen uitschakelen
1. Trap de koppeling/het rempedaal in om de tractor te
stoppen.
2. Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) op
Uitgeschakeld (Fig. 5).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte.
1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van
ongeveer 25–102 mm.
2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 6).
1
m-1881
Figuur 6
1. Maaihoogtehendel
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 13.
Opmerking: De motor kan alleen worden gestart wanneer
u de parkeerrem in werking hebt gesteld of de
koppeling/het rempedaal helemaal ingetrapt houdt.
3. Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) op
Uitgeschakeld (Fig. 7).
1
Figuur 7
1. Uitgeschakeld
25 mm
38 mm
51 mm
64 mm
76 mm
89 mm
102 mm
2
2. Ingeschakeld