INSPECTIEOPENING KOELWATER
KOELWATERINLAAT
(aan weerszijden)
4. Controleer na het starten of er
koelwater uit de controleopening
stroomt. De hoeveelheid water die
uit de controleopening stroomt kan
variëren door de werking van de
thermostaat, maar dit is normaal.
Zet de motor stil als er geen water uit
stroomt of als er stoom uit komt.
Controleer of de zeef in de
koelwaterinlaat verstopt zit en
verwijder de vervuiling indien
aanwezig. Controleer de
controleopening van het koelwater op
verstopping. Als er nog steeds geen
water uit stroomt, laat uw
buitenboordmotor dan controleren door
een erkende buitenboordmotordealer.
Gebruik de buitenboordmotor niet
zolang het probleem niet verholpen is.
5. Controleer of het controlelampje
oliedruk AAN gaat.
Als de motor niet aanslaat, stop dan en
voer de volgende controles uit.
1) Controleer het oliepeil (zie pagina 60 ).
2) Als het olieniveau normaal is en het
controlelampje voor de oliedruk niet
gaat branden, neem dan contact op
met een officiële dealer van Honda-
buitenboordmotoren.
DE MOTOR STARTEN
CONTROLELAMPJE
OLIEDRUK
NORMAAL: AAN
ABNORMAAL: UIT
NORMAAL: UIT
NIET NORMAAL: AAN
6. Laat de motor als volgt op
bedrijfstemperatuur komen:
Hoger dan 5°C – laat de motor
2 à 3 minuten draaien.
Lager dan 5°C – laat de motor
minstens 5 minuten draaien bij
-1
2000 min
(omw/min).
Als de motor niet volledig wordt
opgewarmd, leidt dit tot slechte
motorprestaties.
75