bijlage a
gPr-emissies, interferentie en
wettelijke voorschriften
Elke overheid heeft voorschriften over de hoogte van
elektromagnetische emissies, die een elektronisch
apparaat mag uitstralen. Het doel is om te garanderen
dat het ene apparaat of inrichting een ander niet
zodanig stoort, dat het niet meer zou werken.
Onze GPR-producten zijn getest door onafhankelijke
professionele testinstituten, en voldoen aan de
meest recente voorschriften van de VS, Canada, de
Europese Gemeenschap en van andere belangrijke
rechtsgebieden.
Elektronische apparatuur is niet altijd zo ontworpen,
dat andere systemen er niet door kunnen worden
beïnvloed. Als een GPR instrument dicht in de buurt
van een andere elektronische inrichting wordt geplaatst,
dan kan er interferentie optreden. Als er ongewoon
gedrag van apparatuur in de buurt wordt geobserveerd,
moet u testen of de storing start en stopt als het GPR-
instrument in- en uitgeschakeld wordt. Als interferentie
wordt bevestigd, gebruik de GPR dan niet langer.
Als specifieke rechtsgebieden specifieke GPR
richtlijnen hebben, dan zijn deze hieronder beschreven.
FCC verordeningen
Dit toestel vervult deel 15 van de voorschriften van
de Federal Communications Commission (FCC)
in de VS. Om het in te zetten in de VS moeten de
volgende twee voorwaarden vervuld zijn:
1. dit toestel mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken, en
2. het moet kunnen werken onder storende
invloeden, inclusief interferentie die voor een
goede werking niet gewenst is.
Deel 15 – Gebruikersinformatie
Deze apparatuur is getest en voldoet aan de eisen
voor digitale apparatuur van de klasse A, waar
van toepassing, en voor apparatuur die werkt met
22 RD1000 + Bedieningshandleiding
ultrawijde bandbreedte (UWB), in navolging van
deel 15 van de FCC voorschriften. Deze grenzen zijn
vastgelegd om een redelijke bescherming te bieden
tegen storende interferentie als de apparatuur wordt
ingezet in een bedrijfsomgeving. Deze apparatuur
genereert, gebruikt en straalt radiofrequentie-
energie uit en kan voor radiocommunicatie storende
interferentie veroorzaken, als hij niet geïnstalleerd
en gebruikt wordt overeenkomstig de instructies in
de handleiding. Als deze apparatuur wordt ingezet
in woongebieden, dan is storende interferentie
waarschijnlijk en de gebruiker op eigen kosten
verantwoordelijk om de interferentie te corrigeren.
WAARSCHUWING
Door veranderingen of modificaties waarvoor
de fabrikant niet uitdrukkelijk toestemming heeft
verleend, komt het recht van de gebruiker om de
apparatuur in te zetten te vervallen.
Deze apparatuur is gecertificeerd met gebruik
van goedgekeurde kabels en randapparatuur.
Het gebruik van niet-goedgekeurde kabels en
randapparatuur houdt een verandering of modificatie
in, in de zin van bovenstaande waarschuwing.
Operationele beperkingen
Dit toestel mag alleen worden ingezet voor
doeleinden die verenigbaar zijn met ordehandhaving,
brandbestrijding, redding in noodgevallen,
wetenschappelijk onderzoek, commerciële mijnbouw
of de bouwnijverheid. Personen die deze apparatuur
bedienen moeten in aanmerking komen voor een
vergunning conform de bepalingen van deel 90 van
dit hoofdstuk.
FCC interpretatie van operationele
beperkingen, uitgave 12 juli 2002
(FCC instructie DA02-1658, paragraaf 9)
De voorschriften leggen beperkingen op ten
aanzien van de personen die in aanmerking komen
om beeldvormende systemen te bedienen (zie 47
C.F.R. §§15.509(b), 15.511(b) en 15.513(b)).
Onder de nieuwe regelingen mogen GPRs en