Hoofdstuk 4 meettechnieken
4.1 Kruisen en markeren
De meest gebruikelijke methode om te lokaliseren
is kruisen en tegelijkertijd markeren. Deze methode
werkt goed in gunstige bodems en ordelijke
omgevingen. Kruisen en markeren lijkt erg op het
gebruik van traditionele detectiesystemen voor
nutsvoorzieningen. De wagen wordt voortbewogen
over een rechte lijn loodrecht op de vermoedelijke
as van de leiding of kabel (zie afbeelding hieronder).
Als de GPR sensor de nutsvoorziening kruist, dan
verschijnt in het beeld een boog. De top van de boog
is de positie van de leiding of kabel. De diepte naar
de top van de boog is een geschatte diepte.
Door de GPR terug en vooruit te bewegen en de
grond te markeren waar de top van de boog wordt
Afbeelding 4.1: kruis- en markeer meting
waargenomen, kan het tracé van de ondergrondse
nutsvoorziening worden opgespoord, zoals de X'en
in de afbeelding laten zien.
In de afbeelding en gegevensbeelden van leidingen
1, 2 en 3 hieronder werd bijvoorbeeld een betonnen
regenwaterafvoer gelokaliseerd onder de weg. De op
elke scan zichtbare doelboog identificeert duidelijk
het tracé van de leiding.
Afbeelding 4.2: lokaliseren van een betonnen pijpleiding
Let op dat naarmate de leiding dieper ligt het
reflectiesignaal van het doel (de doelboog)
zwakker wordt. Dit komt omdat het GPR signaal
geabsorbeerd wordt naarmate het dieper in de
ondergrond dringt. Het GPR signaal zal uiteindelijk
in alle bodemtypes volledig geabsorbeerd worden,
en alleen de achtergrondruis in het gebied wordt
nog waargenomen door de GPR sensor. De ruis
verschijnt in het beeld als een vaag signaal zoals een
slecht ontvangen TV-station. Om met een GPR de
diepst mogelijke doelen te zien is het belangrijk om
een geruisloos, zeer gevoelig systeem te hebben.
4.2 beperkingen
GPR kent ook zijn beperkingen. GPR radarsignalen
worden door de bodem met bepaalde
aardlagen (klei, zout) geabsorbeerd, waardoor
de verkenningsdiepte erg wordt beperkt. De
effectiviteit van GPR hangt dus in hoge mate af van
de locatie en varieert aanzienlijk van plek tot plek.
GPR reageert op veranderingen van bodemtype,
dichtheid, watergehalte, en op vele andere begraven
objecten, hetgeen eenduidige identificatie van het
gewenste doel compliceert.
LET EROP DAT ER VELE FACTOREN
VAN INVLOED KUNNEN zIjN OP DE
NAUWKEURIGHEID VAN DE RD1000+, zOALS
O.A. BODEMGESTELDHEID EN ANDERE
OMGEVINGSCONDITIES, ELEKTRONISCHE-
EN RADIOSIGNAALRUIS, DIEPTELIGGING
VAN DE OP TE SPOREN PIjPLEIDING OF
KABEL EN BEDIENINGSFOUTEN.
RADIODETECTION
AANVAARDT DAAROM GEEN
AANSPRAKELIjKHEID VOOR DE
ALGEHELE NAUWKEURIGHEID VAN
DE RD1000+ EN/OF KAARTEN DIE
MET BEHULP VAN DE RD1000+
WORDEN GEGENEREERD.
RD1000 + Bedieningshandleiding 17