5 HANTERING
5.1. OPSLAG
Alle elektropompen moeten overdekt worden opgeslagen, op een droge plaats waar de
luchtvochtigheid zo mogelijk constant is, vrij van trillingen en stof.
Ze worden geleverd in de originele verpakking, waar ze tot aan het moment van installatie in
moeten blijven.
5.2. TRANSPORT
Stel de producten niet bloot aan onnodige stoten en schokken.
De elektropompen moeten nooit aan de voedingskabel worden opgetild of
getransporteerd.
6 WAARSCHUWINGEN
6.1. GESPECIALISEERD PERSONEEL
De installatie dient te worden verricht door vakbekwaam en gekwalificeerd personeel,
dat beschikt over de technische kwalificaties die door de binnen het vakgebied
geldende voorschriften worden vereist.
Onder gekwalificeerd personeel verstaat men personen die op grond van hun vorming,
ervaring en opleiding en op grond van hun kennis van de betreffende normen, voorschriften,
maatregelen voor het voorkomen van ongevallen en van de bedrijfsomstandigheden, door de
verantwoordelijke voor de veiligheid van het systeem zijn geautoriseerd om alle noodzakelijke
werkzaamheden te verrichten en die bij het uitvoeren van deze werkzaamheden elk gevaar
weten te herkennen en vermijden. (Definitie technisch personeel IEC 364).
6.2. VEILIGHEID
−
Het gebruik is uitsluitend toegestaan indien het elektrische systeem gekenmerkt wordt door
veiligheidsvoorschriften overeenkomstig de normen die van kracht zijn in het land waar het
product geïnstalleerd is (voor Italië CEI 64/2).
−
De elektropomp mag nooit zonder vloeistof functioneren.
−
De elektropomp kan niet gebruikt worden in zwembaden, vijvers en bassins waar personen
aanwezig zijn.
−
De elektropomp is voorzien van een handgreep waaraan een touw kan worden gebonden om
de machine op zijn werkplek te laten zakken.
De elektropompen mogen niet worden getransporteerd of opgelicht aan de voedingskabel
of hangend aan de voedingskabel in werking worden gesteld.
−
Het is goed om alle eventuele elektrische reparaties die, indien slecht uitgevoerd, schade en/of
ongelukken zouden kunnen veroorzaken, over te laten aan gekwalificeerd personeel.
6.3. CONTROLE DRAAIING MOTORAS
Indien bij activering van de schakelaar en/of vlotter de motor niet werkt en de as niet draait, dient u
te controleren of de bewegende delen vrij kunnen draaien.
Hiertoe doet u het volgende:
−
Koppel de elektropomp volledig van het elektriciteitsnet af.
−
Zet de elektropomp in horizontale stand.
−
Verwijder het rooster en de diffusor en werk met een vaste vorksleutel nummer 13 op de
zelfborgende moer om de motoras rechtsom te draaien.
−
Plaats het rooster en de diffusor terug en installeer de elektropomp zoals beschreven in
hoofdstuk 7.
6.4.VERANTWOORDELIJKHEID
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor de goede functionering van de elektropompen of
voor eventuele door de pompen veroorzaakte schade, indien deze onklaar gemaakt of
gewijzigd werd en/of wanneer men de pompen buiten het aanbevolen werkbereik heeft laten
werken of in tegenstrijd met de andere in deze handleiding beschreven bepalingen.
Daarnaast aanvaardt de fabrikant geen enkele aansprakelijkheid voor mogelijke
onnauwkeurigheden in deze instructiehandleiding, indien deze te wijten zijn aan druk- of
transcriptiefouten. De fabrikant behoudt zich het recht voor die wijzigingen aan de
producten aan te brengen die hij noodzakelijk of nuttig acht, zonder hiermee de
fundamentele eigenschappen van de producten te veranderen.
NEDERLANDS
57