Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Dräger Polytron 8900 UGLD Gebruiksaanwijzing pagina 22

Inhoudsopgave

Advertenties

Beschikbare talen

Beschikbare talen

nl
|
Interface instellingen
Adres
0 - 15
4. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
11.1.2 Unieke identificatie
Deze functie leest de Unieke identificatie (uniek HART-adres).
Deze identificatie dient bekend te zijn voor nagenoeg alle
HART-adresopdrachten. Deze informatie is echter alleen
nodig voor systemen die de Unieke identificatie niet terug
kunnen lezen met de HART-opdracht #0 in verkort-
frameformaat of HART-opdracht #11. De weergave komt
overeen met het adres voor HART-opdracht #0 (Unieke
identificatie lezen) of #11 (Unieke identificatie lezen
gekoppeld aan tag).
1. Selecteer Settings > Communication > HART interface
>Unique Identifier en bevestig.
De Unieke identificatie wordt weergegeven.
11.1.3 Tag
De tag kan worden gebruikt om een instrument te
identificeren. Deze kan tot 8 alfanumerieke tekens bevatten.
De tag kan tevens als adres worden gebruikt om de unieke
identificatie te lezen door middel van HART-opdracht #11
(Unieke identificatie lezen gekoppeld aan tag), zelfs als het
polling adres onbekend is. Hiervoor moet een unieke tag zijn
geconfigureerd voor elk instrument.
1. Selecteer Settings > Communication > HART interface
> Tag en bevestig.
2. Selecteer de regel voor het bewerken van de tag en
bevestig
3. Stel de tag in en bevestig.
4. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
11.1.4 Dräger REGARD
Deze functie wisselt tussen verschillende HART-protocollen.
1. Selecteer Settings > Communication > HART interface
> Dräger REGARD en bevestig.
2. Selecteer de gewenste optie en bevestig.
REGARD SW 2.0
REGARD SW 1.4
11.2 4-20 mA interface
De stroomuitvoer van het instrument tijdens normaal gebruik
ligt tussen de 4 en 20 mA. Tussen 4,5 en 18 mA verandert de
stroom proportioneel op basis van de gedetecteerde
ultrasoongeluidsniveaus. Daarbij vertegenwoordigt 4 mA <
54 dB en 20 mA ongeveer 110 dB.
Alarmen worden niet doorgegeven via de analoge interface.
Alarmgrenzen moeten worden ingesteld op de centrale.
22
Beschrijving
Door het polling adres in te
stellen op 0 wordt analoog
gebruik geactiveerd (4 tot
20 mA).
Fabrieksinstelling
Voor REGARD-controllers
met SW 1.4
Gebruiksaanwijzing
Het instrument gebruikt verschillende stroomwaarden om de
diverse gebruiksmodi aan te geven. De gebruiker kan de
fabrieksinstellingen aanpassen voor specifieke
toepassingseisen. Dit is overeenkomstig de NAMUR NE43
aanbeveling.
11.2.1 Volledige schaaluitslag
De volledige schaaluitslag van de ultrasoonsensor staat voor
ongeveer 110 dB.
WAARSCHUWING
Sensorstoring
De standaard ingestelde volledige schaaluitslag mag niet
worden gewijzigd.
► Wijzig de volledige schaaluitslag niet.
► Als de volledige schaaluitslag onbedoeld is gewijzigd in de
menu-instellingen van de sensor, zet het instrument dan
terug naar de standaardinstellingen.
11.2.2 Instellingen op de centrale
Alarmdrempels en alarmvertragingen moeten worden
ingesteld op de centrale. Zie voor aanvullende informatie:
"Alarmgrens", pagina 10.
11.2.3 Foutstroom instellen
Deze functie definieert de stroom voor het storingssignaal.
1. Selecteer Settings > Communication > Analog
interface > Fault current en bevestig.
2. Selecteer de regel voor het bewerken van de stroom en
bevestig.
3. Stel de stroom in en bevestig.
 De instelling voor de Fault current wordt
weergegeven.
4. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
11.2.4 Informatie over het waarschuwingssignaal
Om een waarschuwingssignaal via de analoge interface te
verzenden, moet het waarschuwingssignaal ingeschakeld
zijn.
Het waarschuwingssignaal wisselt tussen de
waarschuwingsstroom en de meetstroom.
– Waarschuwingsstroom (interval T2)
– Meetstroom (interval T1-T2)
®
|
8900 UGLD Firmware versie ≥ 4.0.x
Dräger Polytron

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave