pictogram
wordt weergegeven. Nadat u deze functie heeft
gesloten, zal de status van het relais en de LED automatisch
terugkeren naar de vorige status.
1. Selecteer Settings > Instrument > Alarm > de gewenste
alarmconditie en bevestig.
Set Alarm A1
Simuleert vooralarm
Set alarm A2
Simuleert hoofdalarm
Set fault
Simuleert storingssignaal
2. Selecteer Enable of Disable en bevestig.
✓ Als de functie geactiveerd is, wordt het storingsrelais
stroomloos en de 4 tot 20 mA interface wordt op de
foutstroom ingesteld. De gele LED brandt, het pictogram
voor onderhoud wordt weergegeven.
10.3 Wachtwoorden instellen
1. Selecteer Settings > Instrument > Passwords > het
gewenste wachtwoord en bevestig.
Calibration
Toegang tot nul- en gevoeligheidskalibratie
PWD
Settings PWD Toegang tot alle configuratieparameters
2. Selecteer de regel voor het bewerken van het wachtwoord
en bevestig
3. Stel het wachtwoord in en bevestig.
4. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
10.4 Datum en tijd instellen
1. Selecteer Settings > Instrument > Date and time en
bevestig.
2. Selecteer de regel voor het bewerken van de datum en tijd
en bevestig
3. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
10.5 Taal instellen
1. Selecteer Settings > Instrument > Language en
bevestig.
2. Selecteer een taal uit de lijst en bevestig
10.6 Configureren van de functietoets
1. Selecteer Settings > Instrument > Function key en
bevestig.
2. Selecteer een functie en bevestig.
Graph
De metingen van de afgelopen 15 minuten
worden weergegeven in een grafiek op tijd /
configuratie.
Faults
Storingsberichten worden weergegeven in
gewone tekst.
Warnings
Waarschuwingsberichten worden weerge-
geven in gewone tekst.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron
®
8900 UGLD Firmware versie ≥ 4.0.x
Bump test
Met de bumptest wordt gas toegepast op de
sensor zonder een alarm te genereren. Het
onderhoudssignaal wordt overgedragen.
Na 15 minuten, of nadat u opnieuw op [OK]
heeft getikt, wordt de bumptest beëindigd
en keert het instrument terug naar normaal
gebruik.
10.7 Resetten naar standaard
fabrieksinstellingen
Deze functie zet het apparaat terug naar de
fabrieksinstellingen.
1. Selecteer Settings > Instrument > Device init en
bevestig.
2. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
10.8 Deactiveren van dongles
Deze functie deactiveert de sensor zelftest-dongle om de
dongle veilig te verwijderen, of indien de dongle defect is.
Dräger adviseert om de dongle niet te activeren.
Een dongle kan alleen opnieuw worden geactiveerd, door het
instrument weer van spanning te voorzien.
1. Selecteer Settings > Instrument > SW dongle en
bevestig.
2. Selecteer Deactivation func.
De geselecteerde dongle wordt gedeactiveerd.
11
Interface instellingen
HART-interface en 4-20 mA interface zijn verkrijgbaar voor
Polytron 8900 UGLD.
11.1 HART interface
11.1.1 Polling address
Het polling adres configureert het instrument voor analoog
gebruik (4 tot 20 mA) of multidrop gebruik. Bij multidrop
gebruik wordt de analoge interface gedeactiveerd en
ingesteld op een constante stroom van circa 1 mA. Om ervoor
te zorgen dat de centrale de Unieke identificatie (uniek HART-
adres) mag opvragen met HART- opdracht #0 dienen alle
apparaten op één regel met verschillende polling adressen
worden geconfigureerd. Aangeraden wordt, om een reeks te
kiezen die begint met 1 en een voortdurend interval. Deze
functie komt overeen met HART-opdracht #6 (polling adres
schrijven).
1. Selecteer Settings > Communication >HART interface
> Polling address en bevestig.
2. Selecteer de regel voor het bewerken van het adres en
bevestig
3. Stel het polling adres in en bevestig.
Adres
0
Interface instellingen
Beschrijving
Door het polling adres in te
stellen op 0 wordt analoog
gebruik geactiveerd (4 tot
20 mA).
|
nl
21