nl
|
Kalibratie
Logger
De status van de datalogger weergeven
status
(actief of niet actief)
Graph
Geeft de geschiedenis van de afgelopen 15
minuten weer in een tijd/concentratie-gra-
fiek.
7
Kalibratie
Leef de veiligheidsinformatie na, zoals vermeld in
1 Veiligheidsgerelateerde informatie!
Een bumptest (kalibratiecontrole) en aanpassing van de
meetnauwkeurigheid kunnen worden uitgevoerd met de
Dräger Polytron 8900 UGLD Kalibratieset. Alleen de
sensorgevoeligheid moet worden gekalibreerd als het
resultaat van de bumptest buiten de specificaties valt.
Extreme omgevingsomstandigheden of fysieke invloeden op
de sensor kunnen sensorafwijkingen veroorzaken.
Sensorafwijkingen hebben een negatieve uitwerking op de
meetnauwkeurigheid. Kalibraties herstellen de
nauwkeurigheid.
Dräger ultrasoonsensoren hebben een levenslange kalibratie.
Onder normale omstandigheden zouden er geen
sensorafwijkingen moeten optreden en is opnieuw kalibreren
niet nodig.
Om te controleren of de sensor correcte meetgegevens
verstrekt, moet de sensor periodiek een bumptest ondergaan
met de kalibratieset.
Over het algemeen is kalibratie niet nodig. Om te
controleren of kalibratie noodzakelijk is, voert u eerst een
bumptest uit.
7.1
Testgas
De akoestische geluidsdruk die door een lek wordt
afgegeven, hangt af van het type doelgas, de grootte van het
lek en de afstand tot het apparaat.
Het testgas voor ultrasoonsensoren is perslucht of stikstof. De
kalibratieadapter genereert de ultrasoongeluidsdruk bij de
gedefinieerde luchtstroomsnelheid.
Zodoende genereert de kalibratieadapter het vereiste
ultrasoonsignaal om de systeemgevoeligheid te kalibreren.
7.2
Bumptest uitvoeren
Als het instrument is geïnstalleerd, zijn er normaal gesproken
geen periodieke kalibraties nodig. Desalniettemin kan een
kalibratie worden gecontroleerd en uitgevoerd, als er een
afwijking buiten de aanvaardbare tolerantie wordt
geconstateerd.
Een bumptest controleert de alarmactivatie en
sensorgevoeligheid zonder de alarmen uit te schakelen.
Voorwaarden:
– Achtergrondruis is < 80 dB.
– Omgevingstemperaturen binnen 0 °C tot 40 °C (+32 °F tot
+104 °F).
16
Kalibratie-uitrusting:
– Dräger Polytron 8900 UGLD Kalibratieset (8328042)
Een bumptest uitvoeren:
1. Bevestig de kalibratieadapter op de sensor tot aan de
stop.
2. Ga naar het menu, zie 6.6.3 Toegang krijgen tot het menu.
3. Selecteer Settings > Instrument > Bump test en
bevestig.
Het onderhoudspictogram wordt weergegeven
De analoge uitgang wordt ingesteld op het
onderhoudssignaal.
4. Open het ventiel van de kalibratiegascilinder.
Na een korte stabilisatietijd (~ 10 s) moet de
weergegeven waarde zich stabiliseren op de dB-
waarde (of het percentage van het meetbereik) zoals
aangegeven op de kalibratieadapter.
Als de waarde > 3 dB (of 6 %) afwijkt, voert u een
gevoeligheidskalibratie uit.
5. Druk op OK om terug te keren naar de meting.
De kalibratieadapter mag niet vuil worden. Berg de
kalibratieadapter op in een schone omgeving. Dräger
adviseert om de kalibratieadapter op te bergen in de koffer
van de kalibratieset.
7.3
Voorbereiding van een kalibratie
Een kalibratie moet worden uitgevoerd in een gecontroleerde
omgeving met de volgende voorwaarden:
– Achtergrondruis is < 70 dB.
– Omgevingstemperaturen binnen +15 °C tot +35 °C
(+59 °F tot +95 °F).
Kalibratie-uitrusting:
– Dräger Polytron 8900 UGLD Kalibratieset (83 28 042)
Voorbereiding van een kalibratie:
1. Haal de sensor van het instrument of de externe
sensorkop af.
2. Breng de sensor naar een gecontroleerde omgeving.
3. Plaats de sensor in de gecontroleerde omgeving in een
Polytron 8900 UGLD-instrument.
4. Kalibreer de sensor met behulp van de kalibratieset.
● Uitvoering van een nulpuntkalibratie: zie 7.4 Uitvoering
van een nulpuntkalibratie.
● Uitvoering van een gevoeligheidskalibratie: zie
7.5 Uitvoering van een gevoeligheidskalibratie.
5. Plaats de sensor terug in zijn vorige locatie.
6. Integreer het instrument opnieuw in het
alarmeringssysteem.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron
®
8900 UGLD Firmware versie ≥ 4.0.x