Waar-
Oorzaak
schu-
wingsnu
mmer
105
Storing instrument.
107
Accu voor gegevensge-
heugen is leeg.
110
SW-dongle is verwij-
111
derd zonder deze eerst
112
te deactiveren.
113
Alarmen onderdrukt.
164
Opwarmfase sensor is
165
niet beëindigd. U kunt
een hogere meetfout
verwachten.
167
Kalibratie-interval verlo-
170
pen.
163
Sensortemperatuur is
zeer hoog.
171
Nulafwijking te groot.
182
Automatische kalibra-
tie niet mogelijk.
9
Onderhoud
– De onderhoudsintervallen dienen te worden vastgesteld
voor elke individuele installatie. Deze moeten wellicht
worden verkort, afhankelijk van de
veiligheidsoverwegingen en de van toepassing zijnde
specifieke omstandigheden waarbinnen het instrument
wordt gebruikt/
Om de 12 maanden
– Inspectie door specifiek opgeleid onderhoudspersoneel.
– Controleer de signaaloverdracht naar de centrale, de
LED's en de activatie van alarmapparaten.
– Voer een bumptest uit.
9.1
Vervangen van de sensor
De sensor kan in het gevaarlijke, geclassificeerde gebied
worden vervangen zonder de voeding te onderbreken.
Sensor-vervangingsfunctie
Met de menufunctie Change Sensor, kan een sensor tijdens
gebruik worden vervangen zonder een storingssignaal te
activeren op de centrale. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat
alle sensorgegevens in de microprocessor opgeslagen
kunnen worden in het sensorgeheugen (EEPROM), alvorens
de sensor te ontkoppelen.
Vervangen van de sensor
Zie afbeelding B op de uitvouwpagina.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger Polytron
Oplossing
Laat het apparaat nakij-
ken door DrägerSer-
vice.
Laat het apparaat nakij-
ken door DrägerSer-
vice.
Deactiveer de SW-don-
gle.
Schakel alarmen in.
Wacht tot de sensor is
opgewarmd. Kalibreer
niet voordat de sensor
volledig is opgewarmd.
Kalibreer het instru-
ment opnieuw.
Voer een nulkalibratie
uit
Voer een nieuwe nul-
en gevoeligheidskali-
bratie uit
®
8900 UGLD Firmware versie ≥ 4.0.x
Een sensor kan te allen tijde worden vervangen.
1. Selecteer Settings > Sensor > Change Sensor en
bevestig.
Het onderhoudssignaal wordt gegenereerd op de
analoge 4-20 mA interface. Het display toont Please
remove the sensor.
Het onderhoudspictogram wordt weergegeven.
2. Vervang de oude sensor door een nieuwe sensor:
a. Draai de stelschroef los (2)
b. Schroef de bajonetring los (3)
c. Verwijder de oude sensor.
d. Plaats de sensor (4) in de opening. Het Dräger logo op
de sensor dient in de richting van de markering van de
behuizing van de sensor (5) gericht te zijn.
e. Bevestig de sensor met de bajonetring (3)
f. Draai de borgmoer aan (2).
Het display toont: Loading data, please wait
3. Wanneer de sensorgegevens zijn geladen, toont het
display: Data loaded.
4. Selecteer Back to menu en bevestig.
Het onderhoudssignaal op de 4-20 mA interface houdt
aan tot de sensor is opgewarmd.
5. Voer een bumptest uit om de correcte werking van het
instrument te controleren.
6. Controleer de installatievereisten en het instrument op de
SIL-status.
10
Instrumentinstellingen
10.1 Alarmen en vertragingen
Om valse alarmen te voorkomen die worden geactiveerd
door korte ultrasoongeluidspieken, maakt u geen gebruik van
de alarminstellingen van het instrument zonder
alarmvertraging.
10.1.1 Eenheid wijzigen
De weergegeven eenheid kan worden gewijzigd in het
relatieve eenheidspercentage van het meetbereik.
1. Selecteer Settings > Sensor > Gas settings > UGLD >
% en bevestig met OK.
Bereik /% 100.00 wordt weergegeven.
Wijzig dit bereik niet!
2. Selecteer Next en bevestig met Confirm.
✓ De eenheid wordt gewijzigd.
10.1.2 De alarmen Aan of Uit zetten
Als het alarm Uit staat, wordt een alarmvoorwaarde niet
gesignaleerd door de LEDs of aangetrokken relais! Bij gebruik
van relais wordt het onderhoudssignaal overgedragen via de
4-20 mA interface en wordt het pictogram
1. Selecteer Settings > Instrument > Alarm > Alarm
on/off.
2. Selecteer Enable of Disable en bevestig.
|
nl
Onderhoud
weergegeven.
19