7. ONDERHOUD
Maak het laadstation altijd spanningsvrij en lees de
gebruiksaanwijzing voordat je onderhoud of storingen gaat
behandelen.
Reparatie of vervangen van componenten mag alleen met
de door de leverancier goed bevonden producten. Reparaties
en vervangingen dienen altijd door een bevoegd / specialist
worden uitgevoerd.
Het onderhoud moet altijd voldoen en worden uitgevoerd
conform NEN3140 en NEN 50110 laagspanning Euro-norm.
Controleer het laadstation op lekkages. Contoleer de aansluitingen van de
hoofdstroombekabeling en zorg voor een vaste verbinding, zie 6.3.
Beschadigingen aan het laadpunt behandelen met roestwerende verf.
8. TRANSPORT EN OPSLAG
Vervoer het laadstation vlak en in de bijgeleverde doos en voorkom dat de
lak beschadigt. Dit zal roestvorming kunnen veroorzaken.
Het opslaan van het laadstation bij voorkeur in een droge, niet
vochtige ruimte. Voor het takelen van het laadstation bevinden zich
2 bevestigingsgaten t.b.v. hijsogen bovenop aan de zijkanten van het
laadstation. De hijsogen kunnen er na plaatsen afgeschroefd worden.
Enkel een bevoegde monteur mag het laadstation hijsen, om zo een veilige
werkomgeving te kunnen garanderen.
9. STORING UITLEG
Bij niet functioneren van het laadstation, direct contact opnemen met de
desbetreffende back office provider.
Maak onder geen beding zelf het laadstation open!
Dit is levensgevaarlijk.
Alleen gecertificeerde monteurs / installateurs welke beschikken over de
juiste meet gereedschappen mogen de lader aansluiten en voor reparaties
openen.
LET OP!
Alle werkzaamheden en aanpassingen aan het laadstation dienen minimaal
te voldoen aan de NEN1010
10. WERKING EN BEDIENING LAADPUNT
Het laadstation is te bedienen met een laadpas.
10