80
Telefoon
De lijstvermelding van het Blue‐
tooth-apparaat die momenteel
met het infotainmentsysteem ver‐
bonden is, wordt aangeduid met
9.
2. Kies het gewenste apparaat.
3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie (zie ge‐
bruiksaanwijzing van Bluetooth-
apparaat).
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die
aangeeft of de Bluetooth-verbin‐
ding wel of niet tot stand is geko‐
men.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangesloten
op het infotainmentsysteem wordt dat
apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding niet tot
stand komt, herhaalt u de boven‐
staande procedure of raadpleegt u de
gebruiksaanwijzing van het Blue‐
tooth-apparaat.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN: selecteer menu‐
optie Gekoppeld apparaat wissen.
Er verschijnt een lijst met alle Blue‐
tooth-apparaten die momenteel aan
het infotainmentsysteem gekoppeld
zijn.
De lijstvermelding van het Bluetooth-
apparaat die momenteel met het in‐
fotainmentsysteem verbonden is,
wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Het ap‐
paraat verdwijnt uit de lijst met gekop‐
pelde apparaten.
Noodoproep
9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.