• Toegang verlenen tot een specifieke
computer:
Voer het subnetmasker "255.255.255.255"
in voor het IP-adres van de computer.
• Toegang verlenen tot meerdere computers
met hetzelfde subnet:
Voer het subnetmasker "255.255.255.0" in
voor het IP-adres van elke computer.
Voorbeeld: Wanneer het IP-adres is
ingesteld op "192.168.0.100", hebben
computers met een IP-adres in het bereik
"192.168.0.0" tot "192.168.0.255" toegang
tot het apparaat.
Computers met een IP-adres buiten dit
bereik, hebben geen toegang tot het
apparaat.
4
Druk op [OK].
Het scherm [Beheermenu] wordt weergegeven.
• Deze functie kan ook worden geconfigureerd op
de RISO Console. (Zie p. 12)
IPsec-instelling
Als u het apparaat gebruikt in een
netwerkomgeving die gebruikmaakt van IPsec-
encryptie, kunt u de apparaatbeveiliging verbeteren
met de IPsec-instelling. Met deze functie kunnen
lekken van afdrukgegevens, opslagdocumenten en
gescande documenten worden vermeden, alsook
sabotage van beheerderinstellingen.
• In de [IPsec-instelling] kunnen de
[Beveiligingsbeleid]-instellingen variëren
afhankelijk van uw netwerkomgeving.
[LAN0], [LAN1]
Configureer de IPsec voor elk van de twee netwerken die
zijn verbonden met de LAN0- en de LAN1-aansluiting
achteraan het apparaat.
• [LAN1] kan niet worden geselecteerd wanneer u
de optionele printcontroller gebruikt.
Instelonderdelen beheerdermenu
[OFF], [ON]
Selecteer of IPsec-encryptie moet worden toegepast.
Als [ON] wordt geselecteerd, kunt u het
beveiligingsbeleid instellen.
[Prioriteit], [Beveiligingsbeleid], [Priorit.]
[Toevoegen], [Bewerken], [Verwijderen]
Voor LAN0 en LAN1 kunt u tot 10
beveiligingsbeleidslijnen registreren.
De geregistreerde beveiligingsbeleidslijnen kunnen
worden bewerkt of verwijderd. U kunt ook de prioriteit
wijzigen.
1
Selecteer [Systeem] - [IPsec-
instelling] in het scherm
[Beheermenu].
Het scherm [IPsec-instelling] wordt weergegeven.
2
Selecteer [LAN0] of [LAN1].
3
Selecteer [ON].
4
Druk op [Toevoegen].
Als het scherm [Beveiligingsbeleid] wordt
weergegeven, raakt u [ON] aan.
• Voor LAN0 en LAN1 kunt u tot 10
beveiligingsbeleidslijnen registreren. U
kunt de prioriteit ook schakelen met [ ] en
[ ].
• Om de instelling van een geregistreerd
beveiligingsbeleid te wijzigen of te
verwijderen, selecteert u het
geregistreerde beveiligingsbeleid en raakt
u [Bewerken] of [Verwijderen] aan.
• Druk op [OK] als u geen beveiligingsbeleid
toevoegt of verwijdert of de instelling ervan
wijzigt.
ComColor GD serie Beheerdershandleiding
49