Onderhoudsopties en -instellingen
Onderhoud is hoofdzakelijk bedoeld om de veiligheidsexpert
de mogelijkheid te geven om onderhoudsinformatie te
bekijken en onderhoudsprocedures (hulpprogramma's) uit te
voeren.
De veiligheidsexpert kan ook het serienummer en versie-
informatie van het instrument bekijken en de huidige
gebruiker- en locatietoewijzingen van het instrument bekijken
en bewerken.
Tabel 4.2 Onderhoudsopties en -instellingen
Optie of instelling
Instrumentinformatie
Onderhoudsinformatie
Nulstelling (en kalibratie)
Bumptest
Uitlezingen
Gebruiker
a
Locatie
a
Zelftest
a
Om een gebruiker of een locatie toe te wijzen die niet wordt weergegeven, gebuikt u iNet of DSSAC.
Beschrijving
Bekijk serienummers, versie-informatie, beschikbaar batterijvermogen en geïnstalleerde
types sensor. Deze informatie wordt ook weergegeven: de naam van het bedrijf en de
gebruiker en de locatie waar het instrument momenteel aan is toegewezen.
Bekijk de status van docken of kalibreren.
Stel de sensoren op nul en kalibreer het instrument eventueel.
Voer van een bumptest uit.
Bekijk de uitlezingen voor piek, TWA en STEL van de geïnstalleerde sensoren en wis ze
eventueel.
Opmerking: Wanneer een uitlezing wordt gewist, wordt de waarde ervan, evenals de
bijbehorende tijdgerelateerde instelling, weer op nul gesteld.
Bekijk de huidige gebruikerstoewijzing van de SafeCore Module en bewerk deze eventueel.
De vijf meest recent toegewezen gebruikers zullen voor selectie beschikbaar zijn. De
gebruikersnaam wordt weergegeven als de identiteit van het instrument in de groep.
Bekijk de huidige locatietoewijzing van de SafeCore Module en bewerk deze eventueel.
De vijf meest recent toegewezen locaties zullen voor selectie beschikbaar zijn.
Voer de zelftest van het instrument uit.
54
■
Verplaats de
Selecteer
keuzebalk naar
de
boven
gemarkeer
de optie
+ Vasthouden
Start een
hulpprogramma
■
Verplaats de
keuzebalk naar
beneden