Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instellingen Accumonitor - Victron energy Lynx Smart BMS NG 500 A Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

• Drempel laadtoestand: is standaard ingesteld op 70%. Dit is de
drempel waarop het Lynx Smart BMS NG een nieuwe volledige
laadcyclus start. Dit kan indien vereist aangepast worden.
Een nieuwe laadcyclus betekent dat de CVL (laadspanningslimiet)
verhoogd wordt van 13,5 V naar 14,0 V (28,0 V, 56,0 V).
Naast de laadtoestand-drempel, wordt een nieuwe laadcyclus gestart
na een firmware-update, als de accuspanningen lager zijn dan 12
V / 24 V / 48 V (3 V per cel) of als een lage celspanning wordt
gedetecteerd.

Instellingen accumonitor:

In tegenstelling tot andere accumonitoren zijn de instellingen van de
Lynx Smart BMS NG-accumonitor meestal vaste instellingen die niet
aangepast kunnen worden. De reden hiervoor is dat het Lynx Smart BMS
NG altijd samen wordt gebruikt met de Victron Lithium NG accu's en een
groot aantal van de parameters van de accumonitor zijn daarom bekend
omdat ze betrekking hebben op het accutype.
De volgende instellingen zijn instelbaar. Een volledige lijst van alle
gebruikte instellingen is te vinden in de
bijlage.
• Opgeladen spanning: de spanningsdrempel waarboven de
accumonitor synchroniseert en de laadtoestand gereset wordt naar
100%. Voor synchronisatie moet ook aan de voorwaarden voor
staartstroom en geladen detectietijd voldaan zijn. De standaard is
ingesteld op 14,0 V en kan zo nodig worden aangepast. Als de
instelling van de systeemspanning wordt gewijzigd, moet ook de
instelling voor de laadspanning worden aangepast.
• Staartstroom: de stroomdrempel waaronder de accumonitor
synchroniseert en de laadtoestand gereset wordt naar 100%. Voor
synchronisatie moet ook aan de voorwaarden voor laadspanning en
laaddetectietijd voldaan zijn. De standaard is ingesteld op 4% en kan
zo nodig worden aangepast.
• Opgeladen detectietijd: is de tijdsduur die verstreken is waarna
de accumonitor synchroniseert en de laadtoestand gereset wordt
naar 100%. Voor synchronisatie moet ook aan de voorwaarden voor
laadspanning en staartstroom voldaan zijn. De standaard is ingesteld
op 3 minuten en kan zo nodig worden aangepast.
• Ontladingslimiet: deze parameter heeft twee functies:
Het primaire gebruik is om de minimale laadtoestand in te stellen om
te bepalen hoe ver de accu ontladen mag worden en om ervoor te
zorgen dat er voldoende energie overblijft voor zelfontlading na een
lage laadtoestand-afsluiting.
Een beperkte ontladingsdiepte is goed voor de gezondheid van de
accu, maar biedt ook back-upstroom om het systeem draaiende te
houden, bijv. tot zonsopgang voor systemen met zonnepanelen.
Als het ingestelde ontladingsniveau bereikt is, wordt een lage
laadtoestand-alarm gegeven. Het BMS schakelt dan over naar de
UIT-modus met een vertraging van 5 minuten als er niet voldoende
laadspanning ontdekt werd aan de systeemkant van het BMS tegen
die tijd.
Door de ontladingslimiet op nul te zetten (niet aanbevolen), wordt deze
functie uitgeschakeld.
De ontladingslimiet voorkomt volledige ontlading en
moet gekozen worden zodat er steeds voldoende
energie in de accu is voor zelfontlading voordat de
accu opnieuw geladen kan worden.
Voorbeeld: Een ontladingslimiet van 10% levert
nog steeds voldoende opgeslagen energie voor de
Pagina 17
Lynx Smart BMS NG handleiding
Lijst met instellingen accumonitor
Configuratie en instellingen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Lynx smart bms ng 1000 aM10

Inhoudsopgave