3.4.5. Sluit ATC/ATD-gestuurde belastingen en acculaders aan
De ATC (allow-to-charge, laden toestaan) en ATD (allow-to-discharge, ontladen toestaan) zijn potentiaalvrije droge contacten
van de multiconnector die de acculaders en belastingen in het systeem kunnen besturen, op voorwaarde dat ze een remote
aan/uit-connector hebben en op de juiste manier zijn aangesloten. Ze kunnen op verschillende manieren worden gebruikt.
Een veelvoorkomend voorbeeld is het bedraad leveren van +12 V vanaf de AUX + (gelijk aan de systeemspanning) aan pin 3 en
pin 5. Een actief hoog signaal wordt dan geleverd aan de aangesloten remote H-poorten van de acculaders en belastingen via
pin 4 respectievelijk pin 6. In het geval van een lage celspanning opent ATD het contact tussen pin 5 en pin 6. De belasting wordt
dan uitgeschakeld en verdere ontlading voorkomen. Als de temperatuur te laag is om op te laden, wordt het ATC-contact tussen
pin 3 en pin 4 geopend en worden de acculaders uitgeschakeld.
In plaats van systeemspanning te gebruiken op AUX +, kan de systeem-minus worden gebruikt op de AUX - om een actief
L-signaal te geven. De functionaliteit is hetzelfde als hierboven beschreven, behalve dat het lage signaal ervoor zorgt dat
de belastingen en acculaders worden uitgeschakeld. Dit actieve L-signaal kan vervolgens worden aangesloten op de remote
L-klemmen van een acculader of belasting. In tegenstelling tot het H-signaal is de systeem-minus ook aanwezig als de
magneetschakelaar geopend wordt en het Lynx Smart BMS NG overschakelt naar de UIT-modus.
Een andere optie is om de ATC- en ATD-contacten te gebruiken als remote schakelaars, bijvoorbeeld om een Smart
BatteryProtect aan te sturen om belastingen uit te schakelen bij lage celspanning of een acculader bij een lage temperatuur.
Zie onderstaande bedradingsvoorbeelden:
Om het systeem juistte laten werken, is het van essentieel balang dat alle belastingen en acculaders kunnen
worden bestuurd door ofwel de DVCC of de ATC en ATD-signalen. Sluit de ATC- en ATD-signalen bij voorkeur
aan op een remote aan/uit-connector van het apparaat of als dat niet beschikbaar is een Smart BatteryProtect
of Cyrix-Li.
3.4.6. Aansluiten van de remote aan/uit-schakelaar
In plaats van de voorgeïnstalleerde draadlus tussen pin 10 en pin 11, kan een eenvoudige aan/uit-schakelaar worden
aangesloten om het Lynx Smart BMS NG remote in en uit te schakelen. Als tweede mogelijkheid kan aansluitklem H (pin
10) hoog worden geschakeld (meestal positief voor de accu), of kan aansluitklem L (pin 11) laag worden geschakeld (meestal
negatief voor accu) om remote de Lynx Smart BMS NG te regelen.
De vereiste en maximale spanningsniveaus voor remote schakelen via de H- of L-pin worden vermeld in de volgende tabel:
H-pin op niveau
L-pin op niveau
> 3 V
< 5 V
Zie onderstaand voorbeeld voor de juiste bedrading:
Remote H / Remote L
Eenvoudige remote aan/uit-schakelaar bedraad tussen pin 10 en pin 11, of accu-positief (of negatief) en pin 10 (of pin 11). Pin 12
en 13 worden niet getoond.
Om het Lynx Smart BMS NG te laten werken, moet het contact tussen pin 10 en pin 11 gesloten zijn, of
aansluitklem H (pin 10) moet hoog geschakeld worden (meestal positief voor de accu), of aansluitklem L (pin
11) moet laag geschakeld worden (meestal negatief voor de accu).
Pagina 10
Lynx Smart BMS NG handleiding
Maximale spanning
Minimale spanning
70 V
-70 V
Remote on/off
Installatie