Inhoudsopgave
Advertenties
Montage en ingebruikname
Stuurleiding
Aansluitsteunen met G ¼-binnendraad (9)
op de aandrijvingsbehuizing. De leiding bij
voorkeur ter plaatse met 6 mm of ¼" stalen
of roestvrijstalen buizen aanleggen.
De stuurleiding voor de drukafname (zie
Fig. 1-7) altijd direct op de tank of het vat
aansluiten, omdat hier het doorstromend
medium gebalanceerd wordt en geen turbu-
lentie bevat.
Bij een drukafname op een rechte proceslei-
ding een afstand van min. 6 x DN naar de
regelaar aanhouden. De stuurleiding dan
zijdelings of naar boven aan de horizontaal
lopende hoofdleiding aansluiten. Indien mo-
gelijk de kraan in een leidingverlenging
monteren.
Installaties die stroomturbulentie veroorzaken
zoals restrictieplaatsen, bochten, curven of
aftakkingen moeten tevens voldoende ver
verwijderd zijn – minimaal 6 x DN – van de
stuurleidingaansluiting.
Voor instelwaardebereiken 0,8 tot 2,5 bar/2
tot 5 bar/4,5 tot 10 bar kan optioneel een
al voorgemonteerde stuurleiding worden ge-
leverd. Dit moet bij de bestelling worden
aangegeven, zie Fig. 1-10.
Fig. 1-10: S tuurleiding
24
LET OP
!
Beschadiging van de regelaar door con-
denswater!
Als het te regelen gas vochtig is, kan er con-
densatie ontstaan in de gashoudende stuurlei-
ding, waardoor de regelaar beschadigd kan
raken. Om terugstroming in het vat mogelijk
te maken, de stuurleiding met een helling van
~10% leiden naar het drukafnamepunt op het
vat of de kraan op de leiding, zie Fig. 1-7.
Aansluiting lekkageleiding
In afwijkende uitvoeringen worden de rege-
laars met een aansluiting voor een lekkage-
leiding geleverd. Hiervoor is de toegang
naar de instelwaarde-instelinstrument met
een afdekkap afgedicht.
Via de aansluitsteun G ¼ binnendraad op
de bovenzijde van de aandrijvingsbehuizing
wordt vervolgens de lekkageleiding aange-
sloten.
Bij een storing in de aandrijving (membraan-
breuk) wordt het ontsnappende regelmedium
via de lekkageleiding naar een veilig bereik
geleid.
Fig. 1-11: A ansluiting lekkageleiding G ¼
EB 2520 NL
Advertenties
Inhoudsopgave
