Inhoudsopgave
Advertenties
Bedrijf
6.5.3 Verificatie van het instrument
6.5.3.1 Droge verificatie
28
De verificatie van het instrument wordt uitgevoerd om de functionaliteit van de
troebelheidsmeter ook tussen de kalibraties te kunnen waarborgen. De verificatie wordt
het eerst direct na de kalibratie uitgevoerd. De volgende verificaties baseren zich op de
eerste verificatie. Het goed/slecht-criterium wordt vastgesteld en de volgende verificaties
worden beoordeeld als een "goed" of "slecht" resultaat op basis van een vergelijking met
de eerste verificatie. Alle verificaties baseren zich op de actuele kalibratie en moeten
herhaald worden als het instrument opnieuw wordt gekalibreerd of als het niet aan het
goed/slecht criterium voldoet.
Er zijn twee soorten verificaties mogelijk. Droge verificaties worden uitgevoerd doormiddel
van een "droge" troebelheidsstandaard. zoals ICEPIC™. "Natte" verificatie wordt
uitgevoerd doormiddel van een staandaard met een specifieke waarde, zoals
®
StablCal
-gestabiliseerde formazine of een door de gebruiker voorbereide standaard met
een waarde die op een ander apparaat is gecontroleerd, zoals bijv. een
laboratoriumtroebelheidsmeter.
1. Selecteer uit het hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig.
2. Selecteer KALIBREREN en bevestig.
3. Selecteer VERIFICATIE en bevestig.
4. Selecteer KAL UITVOEREN en bevestig. Selecteer de mogelijke uitgangsmodi
(Actief, vasthouden of vervangende waarde) uit de lijst en bevestig.
5. Selecteer DROOG als verificatietype en bevestig.
6. Selecteer 1 NTU STD of 20 NTU STD of verifieer SN van het eerder gebruikte
kalibratietoestel en bevestig.
7. Stel de meetkop in op de standaard en bevestig. Bevestig opnieuw en accepteer de
meetwaarde.
8. Het scherm geeft GOEDE KAL! weer. Bevestig.
9. Voer initialen in en bevestig.
10. Zet de sensor weer in meetstand en bevestig.
Advertenties
Inhoudsopgave
