6.5.2 Kalibratie met StablCal
®
Voordat u met de kalibratie begint dient u de tips in
toe te passen.
1. Selecteer uit het hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig.
2. Markeer de gewenste sensor indien meer dan een sensor is aangesloten en bevestig.
3. Selecteer KALIBREREN en bevestig.
4. Selecteer STABLCAL KAL en bevestig. Selecteer de mogelijke uitgangsmodus
(Actief, vasthouden of vervangende waarde) uit de lijst en bevestig.
5. Voeg de standaard troebelheidswaarde van de gebruiker voorbereide
standaardoplossing in en bevestig.
6. Leeg/ reinig/ spoel de behuizing van de troebelheidsmeter of de kal cilinder. Giet 20
NTU standaardoplossing in de cilinder en bevestig. Plaats de meetkop terug en
bevestig.
7. De meetwaarde wordt getoond (gebaseerd op een stijlheid van 1,0). Bevestig.
8. Het scherm geeft GOEDE KAL! weer. STIJLHEID: X.XXINVOEREN OM TE CONT.
Bevestig. (Indien de kalibratie niet succesvol was, zal het scherm FOUTE KAL!
weergeven. Bevestig dat u het opnieuw uitvoert of verlaat het programma.)
9. Het scherm geeft KAL VERIFIËREN? weer. Bevestig dat u verifieert of verlaat zonder
te verifiëren.
Opmerking: Indien een droge verificatie direct na een kalibratie wordt uitgevoerd, dan wordt de
gemeten waarde weergegeven als de verwachtingswaarde voor toekomstige verificaties (bij het
gebruik van een droog verificatietoestel met hetzelfde serienummer). Zolang de verificatie in het
protocol van vorige verificaties aanwezig is, blijft de verwachtingswaarde behouden. Anders wordt
de genoemde nominale waarde van de standaardoplossing als verwachtingswaarde gebruikt.
10. Selecteer het VERIFICATIETYPE (begin bij stap 5 in
voor een droge verificatie of
of voeg de initialen in om de kalibratie te voltooien.
11. Zet de sensor weer in meetstand en bevestig.
paragraaf 6.5 op pagina 24
paragraaf 6.5.3.2 op pagina 29
Bedrijf
te lezen en
paragraaf 6.5.3.1 op pagina 28
voor een natte verificatie)
27