1 Voorbereiding
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop losschroeven van de lastoorts.
•
Lasdraad aan de stroomkop kort afknippen.
•
Lasdraad aan het draadaanvoerapparaat een stuk (ong. 50 mm) terugtrekken. Nu is er geen lasdraad
aanwezig in de stroomknop.
2 Configuratie
•
Lasapparaat inschakelen.
•
Zet de sleutelschakelaar van de apparaatbesturing op positie "1".
•
Druk drukknop "Mode" in tot parameter "Cable Resistance" (kabelweerstand) op het display van de
apparaatbesturing verschijnt.
•
Bevestig de parameter met drukknop "Enter".
•
Bij lassystemen met een tweede stroomkring, als bijv. twee draadaanvoerapparaten op een
stroombron worden gebruikt, moet een tweede afstelling met parameter Rl2 worden uitgevoerd.
Hiervoor moet met de desbetreffende interface een omschakeling van het draadaanvoerapparaat
worden uitgevoerd.
3 Afstelling/meting
•
Plaats de lastoorts met de stroomkop onder lichte druk tegen een schone, gereinigde plek van het
werkstuk en houd de knop draadinvoer op de toorts of het draadaanvoerapparaat ong. 2 sec.
ingedrukt. Deze functie kan ook op de interface worden geselecteerd. Er stroomt kortstondig een
kortsluitingsstroom waarmee de nieuwe kabelweerstand wordt bepaald en weergegeven. De waarde
kan tussen de 0 mΩ en 40 mΩ liggen. De nieuwe ingestelde waarde wordt onmiddellijk opgeslagen en
vereist geen verdere bevestiging. Wordt in de weergave de waarde "no Con." weergegeven dan is de
meting mislukt. De meting moet worden herhaald.
4 Lasgereedheid herstellen
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop vastschroeven op de lastoorts.
•
Lasapparaat inschakelen.
•
Lasdraad opnieuw invoeren.
099-005366-EW505
31.07.2014
Opbouw en functie
Compensatie leidingsweerstand
35