Inbedrijfstelling
3
Het regelsysteem configureren
3.1
Het warmtepompvermogen instellen
Let op
N
N
Als er voeding aan de regeleenheid wordt geleverd, dan is DIRECTE VERD. het eerste menu dat op het display wordt weergegeven
Menu. Er moet een warmtepompvermogen worden ingesteld, voordat het regelsysteem wordt geconfigureerd en de inbedrijfstelling
wordt voltooid.
Het warmtepompvermogen in eerste instantie instellen:
▪ Gebruik de toets + of – om het warmtepompvermogen in kW EN de spanningstoevoer te selecteren.
▪ Druk op het pijltje naar rechts (>) om de keuze te bevestigen. Naast de geselecteerde waarde verschijnt een asterisk (*).
▪ Druk op het pijltje naar links (<) en wacht totdat het standaardscherm wordt weergegeven.
N
Om naar het menu SERVICE te gaan, houdt u het pijltje naar links (<) minimaal 5 seconden ingedrukt. Gebruik + of – om in het menu
omhoog en omlaag te schuiven.
10
DHP-iQ
De installatie mag pas in bedrijf worden gesteld als het verwarmings-
systeem en de boiler gevuld en ontlucht zijn. Anders kan de circulatie-
pomp beschadigd raken.
Controleer voor het in bedrijf stellen van de installatie of het buiten-
en binnengedeelte ingeschakeld zijn.
De standaardinstelling voor het warmtepompvermogen bij verzen-
ding is GEEN TYPE GESEL (aangegeven met een asterisk bij de Engelse
tekst). Dit betekent dat de compressor niet kan starten en de installa-
teur een warmtepompvermogen moet selecteren alvorens dit menu
af te sluiten. Nadat het vermogen is ingesteld, wordt er een fabrieksre-
set uitgevoerd en wordt radiatorverwarming als eerste keuze aange-
geven.
Het is mogelijk om het warmtepompvermogen op een later moment
te selecteren door de instellingen in het menu SERVICE te wijzigen,
zoals hieronder beschreven.
VIJSQ110
Danfoss Heating Solutions