Voorbeeld voor het werkpunt in correctiebedrijf:
De draadsnelheid in een programma (1 tot 15) wordt op 10,0 m/min ingesteld.
Dat komt overeen met een lasspanning (U) van 21,9 V. Zet men nu de sleutelschakelaar op de positie "0"
dan kan men in dit programma uitsluitend met deze waarden lassen.
Moet de lasser in het programmabedrijf ook draad- en spanningscorrecties uitvoeren, dan moet het
correctiebedrijf ingeschakeld zijn en moeten grenswaarden voor draad en spanning worden ingegeven.
Instelling correctiegrenswaarde = DVgrens = 20 % / Ugrens = 1,9 V
Nu kan men de draadsnelheid en de lasspanning respectievelijk met 20 % (8,0 tot 12 ,0 m/min) en +/-1,9
V (3,8 V) corrigeren.
In het voorbeeld wordt de draadsnelheid op 11,0 m/min ingesteld. Dat komt overeen met een lasspanning
van 22 V
Nu is de lasspanning met nog een extra van 1,9 V (20,1 V en 23,9 V) te corrigeren.
Wanneer de sleutelschakelaar in stand "1" wordt geplaatst, worden de waarden voor correctie van
spanning en draadsnelheid gereset.
Instelling van het correctiebereik:
•
Schakel speciale parameter "Correctiemodus" in (P7=1) en sla de instelling op. > zie hoofdstuk 5.11.1
•
Zet de sleutelschakelaar op stand "1".
•
Stel het correctiebereik als volgt in:
•
Na ong. 5 sec. zonder interactie van de gebruiker worden de ingestelde waarden
overgenomen en springt het display terug naar de programmaweergave.
•
Sleutelschakelaar opnieuw op stand "0"!
099-005501-EW505
18.07.2017
Speciale parameters (uitgebreide instellingen)
4s
Afbeelding 5-60
Opbouw en functie
EXIT
5s
71