naam
Deze parameter maakt het mogelijk een andere naam dan de originele aan de automatisering toe te kennen, om de identifica-
tie ervan te vergemakkelijken (bijv. "poort noordzijde").
De naam mag uit maximaal 24 tekens bestaan, inclusief spaties.
geheel
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 127, de in de fabriek ingestelde waarde is 3.
Het geheel is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om de "homezone" ervan aan te geven. Vervolgens zal het tijdens het gebruik van
de automatiseringen binnen een samengestelde installatie mogelijk zijn alle inrichtingen met hetzelfde geheelnummer tegelijker-
tijd aan te sturen.
adres
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 15, de in de fabriek ingestelde waarde is "0".
Het adres is een nummer dat verplicht moet worden toegekend aan iedere reductiemotor, ontvanger of andere inrichting die in
een BusT4 netwerk kan worden aangesloten, om deze inrichting te onderscheiden van de andere inrichtingen van een geheel.
Het is dus noodzakelijk dat de inrichtingen van een geheel allemaal een verschillend adres hebben.
groep
Deze parameter kan worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 14 of op "Geen", de in de fabriek ingestelde waarde is "Geen".
Deze functie maakt het mogelijk om aan een inrichting die moet worden aangestuurd (bijvoorbeeld een reductiemotor of een
andere inrichting die in een BusT4 netwerk kan worden aangesloten), een nummer toe te kennen dat aangeeft dat de inrichting
in kwestie tot een bepaalde "aansturingsgroep" behoort.
Van een groep kunnen meerdere inrichtingen deel uitmaken, die ook tot verschillende gehelen kunnen behoren. Er kunnen
maximaal 14 groepen met inrichtingen worden aangemaakt, en eenzelfde inrichting kan in 4 verschillende groepen worden
opgenomen.
In een netwerk met verschillende inrichtingen maakt deze functie het mogelijk:
- tegelijkertijd verschillende in een groep, opgenomen inrichtingen aan te sturen, ook als deze tot verschillende gehelen behoren;
- één enkele ontvanger, geïnstalleerd in één van de tot de groep behorende inrichtingen, gebruiken om alle inrichtingen die deel
van deze groep uitmaken aan te sturen.
firmware-versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de firmware-versie van een inrichting worden weergegeven.
hardware-versie (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan de hardware-versie van een inrichting worden weergegeven.
serienummer (kan niet gewijzigd worden)
Met deze functie kan het serienummer, dat een inrichting op eenduidige wijze identificeert, worden weergegeven. Dit nummer is
voor elk inrichting anders, ook als de inrichtingen van hetzelfde model zijn.
wachtwoordbeheer:
Deze functie is nuttig om de toegang tot alle of enkele van de programmeerfuncties van een inrichting door onbevoegde perso-
nen te beperken. Als een inrichting door een wachtwoord is beschermd, is het om een programmeersessie te kunnen beginnen
noodzakelijk eerst een "log in" procedure uit te voeren en na afloop van de sessie een "log out" procedure. Opmerking – de "log
out" procedure maakt het mogelijk de toegang aan onbevoegde personen te ontzeggen door het bestaande wachtwoord
opnieuw te activeren. Let op! – Bij het programmeren van het wachtwoord in meerdere inrichtingen (bijvoorbeeld in de Oview,
in de besturingseenheid, in de ontvanger etc.), verdient het de aanbeveling één wachtwoord te gebruiken dat voor alle
inrichtingen gelijk is, met inbegrip van de Oview. Op die manier voorkomt u dat er tijdens het gebruik van de Oview of de
hiermee verbonden software bij iedere verandering van inrichting een nieuwe "log in" procedure moet worden uitgevoerd.
In de inrichtingen (inclusief de Oview) kunnen twee soorten wachtwoorden geprogrammeerd worden:
- het wachtwoord gebruiker, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
- het wachtwoord installateur, dat uit maximaal 6 alfanumerieke tekens bestaat. Let op! – Gebruik geen hoofdletters.
2 – SPIN
GEMEENSCHAPPELIJKE FUNCTIES