INGEBRUIKNEMING VAN DE ZENDER
Aanwijzing:
Bij de hierna volgende tekst hebben de cijfers in de tekst steeds betrekking op de
nevenstaande afbeelding of afbeeldingen in de paragraaf.
Kruisverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de bijhorende
afbeeldingnummers aangegeven.
Accu's in de zender plaatsen
Voor de stroomvoorziening van de zender zijn er 8 alkaline batterijen of accu's van het type
penlite (AA) nodig. Om ecologische en ook economische redenen raden wij in ieder geval
aan om accu's te gebruiken omdat deze via de ingebouwde laadaansluiting opgeladen
kunnen worden. Voor het plaatsen van de batterijen of accu's handelt u als volgt:
1. Het deksel van het batterijvak (1) bevindt zich op de achterkant van de zender. Druk op
de geribbelde driehoek en schuif het deksel naar
beneden.
2. Neem de batterijhouder (2) er uit en plaats 8
batterijen of accu's in de houder.
Houd hierbij in ieder geval rekening met de juiste
polariteit. U vindt de bijbehorende aanwijzingen (3)
op de bodem van de batterijhouder.
3. Om de batterijhouder met de batterijen weer in de
afstandsbesturing te plaatsen, kunt u de BEC
aansluitstekker (4) losmaken en daarna weer
vastmaken.
4. Schuif het deksel weer op het batterijvak en laat de
vergrendeling vastklikken.
5. Bij gebruik van accu's kunt u bij een uitgeschakelde
zender een laadkabel op de laadbus (5) aansluiten
en de accu's in de zender opladen. Houdt hierbij
beslist de juiste polariteit van de aansluitstekker aan. Het binnencontact van de laadbus
moet met de plus aansluiting (+) en het buitencontact met de min-aansluiting (-) van de
oplader verbonden zijn. De laadstroom moet ca. 1/10 van de capaciteitswaarde van de
geplaatste accu's bedragen. Bij accu's met een capaciteit van 2000 mAh bedraagt de
laadstroom ca. 200 mA en de laadtijd ca. 14 uur. Om beschadigingen van de interne
geleiderbanen en aansluitingen te voorkomen, mag u geen snelladers gebruiken.
6. Als de accu's opgeladen zijn of er zijn nieuwe batterijen geplaatst, moet de antenne van
de zender volledig uitgetrokken en de zender ter controle met behulp van de
functieschakelaar (zie afb. 1, positie 7) ingeschakeld worden. De rode, gele en groene
lichtdiode van de balkaanduiding (zie afb. 1, positie 14) geven aan dat de zender
voldoende stroom heeft.
7. Als er niet meer genoeg stroom is voor de juiste werking van de zender, zal de groene
LED uitgaan. In zo'n geval moet u het gebruik van het model zo snel mogelijk stopzetten.
Bij een spanning van minder dan 7,0 V zal ook de gele LED uitgaan. Als u de zender
verder wilt gebruiken moet u nu de accu's opladen of nieuwe batterijen plaatsen.
Om het memory effect bij NiCd accu's te voorkomen, mag u de oplader pas aansluiten nadat
de accu's helemaal ontladen zijn.
Afb. 2
8