Regelaar voor pitchbegrenzing
Als u de stuurknuppel voor de pitchfunctie langzaam omhoog
schuift, wordt de tuimelschijf ongeveer vanaf de middelste
stand langzaam neergelaten. Hierdoor worden de invalshoek
van de rotorbladen vergroot en wordt de stijgkracht verhoogd.
Als u nu de stuurknuppel in de bovenste stand laat staan, kan
met de regelaar voor de pitchbegrenzing (zie afbeelding 1,
pos. 3) precies ingesteld worden hoe ver de tuimelschijf
moet worden neergelaten.
Als de regelaar geheel naar links gedraaid wordt, wordt de
tuimelschijf niet neergelaten. Als de regelaar geheel naar
rechts gedraaid wordt, wordt de tuimelschijf volledig
neergelaten.
Regelaar voor het rotortoerental
Met deze draairegelaar kan de invalshoek van de rotorbladen
t.o.v. de actuele stand van de stuurknuppel voor de
pitchfunctie individueel gewijzigd worden. Schuif hiervoor de
stuurknuppel naar de middelste stand.
Als de draairegelaar (zie afb. 1, pos.2) nu naar links gedraaid
wordt, wordt de tuimelschijf omlaag verschoven. De
rotorbladen krijgen daardoor een grotere invalshoek en
zullen als gevolg daarvan meer stijgkracht genereren.
Aangezien het motorvermogen, dat door de stuurknuppel
voor de pitchfunctie geregeld wordt, echter onveranderd blijft,
wordt het rotortoerental automatisch kleiner door de grotere
luchtweerstand van de hoger aangezette rotorbladen. Door
de regelaar naar rechts te draaien wordt de invalshoek
van de rotorbladen en daardoor ook de luchtweerstand
kleiner en het toerental van de rotorkop groter.
Schakel nu het model weer uit en sluit de twee elektromotoren (zie afb. 5, pos.1 en 2) weer
aan. Aansluitend kunt u de instelregelaar voor het rotortoerental instellen zodat de helikopter
gaat zweven zodra de stuurknuppel voor de pitchfunctie in de middelste stand staat. De
instelregelaar voor de pitch-begrenzing stelt u in zodat u de vlieghoogte bij een zweefvlucht
fijn kunt corrigeren, zonder dat de helikopter daarbij te snel stijgt of daalt.
Afb. 17
Afb. 18
21