Praktische tips voor de eerste zweefvluchten
Uw modelhelikopter is nu startklaar voor de eerste proefvluchten en u kunt met het trainen
beginnen. Maar ook bij een vliegtraining moet u met een aantal belangrijke dingen rekening
houden:
•
Voor het trainen van zweefvluchten moet de staart van de helikopter steeds naar u toe
wijzen.
•
Laat de helikopter in het begin alleen ca. 20 - 30 cm van de grond opstijgen zodat u hem
in noodgevallen weer snel op de grond kunt zetten.
•
Trek bij een noodlanding de pitch knuppel niet te snel naar achteren omdat de helikopter
anders zeer hard zal landen.
•
Markeer de grond op de plaats waar u start en probeer in het begin om de helikopter
zwevend boven deze markering te houden.
Let op!
Als u na een bepaalde tijd merkt dat het motorvermogen van de elektrohelikopter
vermindert, moet u het vliegen onmiddellijk stopzetten. Laat de vliegaccu afkoelen
en laad hem daarna weer op.
OPTIMALISERING VAN DE VLIEGEIGENSCHAPPEN
Indien u na enkele vluchten reeds een gevoel voor uw helikopter ontwikkeld heeft, kunt u de
eerste optimaliseringsmaatregelen treffen.
Instellen van het bladspoor
Om een exact stuur- en vlieggedrag van de helikopter te bewerkstelligen, dienen de beide
rotorbladen binnen de draaicirkel van de rotor op dezelfde hoogte te draaien. Om deze
loopbaan te kunnen controleren en in te stellen, is één rotorblad met een rode plakstrook en
het ander rotorblad met een blauwe plakstrook gemarkeerd. Indien u nu het rotortoerental
vanuit stilstand zodanig verhoogt, dat de elektrische helikopter bijna opstijgt en u daarbij de
draaicirkel van de rotor vanaf de zijkant bekijkt, ziet u direct of de bladen op een
verschillende hoogte (tekening A) of precies in één baan (tekening B) draaien. Indien nodig,
kunt u de draaicirkel van de rotor van bovenaf met een extra lichtbron belichten om de
gekleurde markering op de rotorbladen goed te kunnen herkennen.
Let op
Voordat enige ingrepen aan de weer stilstaande rotorkop uitgevoerd worden, dient u
de vliegaccu van het elektrische component los te maken om te voorkomen dat het
mechanische systeem ongewild start.
19