De rotorbladen worden via een in de lengte
verstelbare stang (1) door het centrale component
(2) van de paddelstang (zie ook afbeelding 7, pos. 2)
aangestuurd. Bij een correcte instelling van de
paddels (3) draaien deze in zweefvlucht precies in
één baan en wordt het centrale component daardoor
horizontaal gehouden.
Indien nu bijvoorbeeld het rotorblad met de rode
markering (4) te hoog draait, dient de koppelstang
voor dit rotorblad ingekort te worden. Daardoor
wordt de invalshoek van het rood gemarkeerde
rotorblad verkleind en draait het door de geringe
stijgkracht niet meer zo hoog. Maak hiervoor het
onderste kogelkop- oog (5) van de koppelstang
voorzichtig los en draai het oog een halve
omwenteling verder op de stang. Haak het oog
vervolgens weer vast en controleer of de stang
stevig vastzit.
Afb. 16
Neem het model nu weer in gebruik en controleer of deze wijziging reeds voldoende was.
Een andere mogelijkheid is om de stang van het lager draaiende blad te verlengen, opdat
deze iets meer stijgkracht genereert en daardoor hoger draait.
Fijne afstelling van de draairegelaars op de zender
Het vlieggedrag van de helikopter is in sterke mate ook bepalend door het toerental van de
rotorkop en de invalshoek van de twee rotorbladen. Om de elektrohelikopter aan uw
persoonlijke wensen aan te passen, heeft u twee instelregelaar op de zender ter
beschikking.
Onze tip : om de functies van deze instelregelaar zonder gevaar te testen, bevelen wij aan
om eerst de aansluitstekker naar de elektromotoren (zie afb. 5, pos 1 en 2) af te koppelen.
Hierdoor kunt u gemakkelijk de stuurknuppels voor de pitchfunctie bedienen en de
bewegingen van de tuimelschijf (zie afb. 6, pos 3) observeren zonder dat de motoren starten.
20