FUNCTIES VAN DE DISPLAY
1
5
1. Klok.
2. Indicator buitentemperatuur.
3. Kilometerteller/Dagteller.
4. Brandstofmeter/Reserve indicator.
5. Onderhoudsindicator.
A. Bedieningsknop van de display.
Gehele of gedeeltelijke reproductie of vertaling verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Peugeot Motocycles
1. Instellen van de klok
De teller moet op de totale kilometerteller staan.
Druk, bij inschakeling van het contact, op de
bedieningsknop (A) totdat het uur knippert.
• Wijzig het uur door herhaaldelijk op de bedieningsknop
te drukken.
Een druk van meer dan 2 seconden op de
bedieningsknop maakt het mogelijk het eerste cijfer van
de minuten te laten knipperen.
• Wijzig de minuten door herhaaldelijk op de
2
bedieningsknop te drukken.
Een druk van meer dan 2 seconden op de
bedieningsknop maakt het mogelijk het tweede cijfer van
3
de minuten te laten knipperen.
• Wijzig de minuten door herhaaldelijk op de
bedieningsknop te drukken.
4
Druk gedurende meer dan 2 seconden op de
bedieningsknop om de instelling van de klok te
bevestigen.
A
2. Indicator buitentemperatuur
• De weergegeven temperatuur komt overeen met de
aan de voorzijde van het voertuig gemeten
temperatuur.
• Het "ijzelgevaar" symbool wordt weergegeven zodra de
buitentemperatuur minder dan 3°C bedraagt.
3. Kilometerteller
De kilometerteller geeft het totale aantal door het voertuig
afgelegde kilometers weer en registreert deze informatie
tevens. De totale kilometerstand van het voertuig blijft in
het geheugen geregistreerd bij ontkoppelde accu.
Dagteller (TRIP)
De dagteller geeft een aantal, gedurende een bepaalde
periode afgelegde kilometers weer en registreert ook
deze informatie. De dagkilometerstand van het voertuig
blijft geregistreerd zelfs bij ontkoppelde accu.
Overschakeling van de kilometerteller op de dagteller
• Na inschakeling van het contact kunt u, door de
bedieningsknop kort in te drukken, switchen tussen de
kilometerteller en de dagteller (A).
Reset van de dagteller
• Na inschakeling van het contact kunt u de dagteller
resetten door de bedieningsknop (A) voor meer dan
(3) seconden in te drukken.
4. Brandstofmeter/Reserve indicator
Bij een volle tank:
• Alle vakjes van de brandstofmeter branden.
• Het "pomp" symbool wordt weergegeven.
De min. en max. peilen worden aangeduid met de
letters E en F.
r
Het knipperen van de 2 laatste vakjes doet dienst als
indicator van de reserve (r):
• 1ste niveau: de twee eerste vakjes knipperen.
• 2e niveau: het eerste vakje knippert.
Bij een lege brandstoftank zijn alle vakjes van de
brandstofmeter gedoofd en het pomp-symbool knippert.
Als alle vakjes knipperen, heeft de
diagnosefunctie een storing in de
brandstofmeter waargenomen en dient
het systeem door een erkende dealer
gecontroleerd te worden.
FR
GB
DE
IT
ES
NL
GR
SE
PT
FI
DK