WW T
ANK MET SENSOR
Gebruik alleen WW-mode 1 voor een standalone waterverwarmer en voor een Cascade-waterverwarmer. Gebruik
geen andere WW-modes omdat de ketel dan niet goed werkt. Bovendien is de ketel geprogrammeerd als sturende
(Managing) ketel en er is een systeemsensor (aanleg) nodig naast een tank sensor. De systeemsensor is een
aanleg sensor die aangesloten is op de toevoerleiding zo dicht mogelijk bij het voorraadvat. De tank sensor is
een zelfklevende sensor of bulb sensor in een dompelbuis in de tank.
Controleer bij de installatie van de ketel altijd wat de plaatselijke waterhardheid is. Standaard is de warmwaterketel
ingesteld voor een waterhardheid tussen 4 en 11 °dH, het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour
(= delta T) van de ketel mag daarbij maximaal 16,5 °C bedragen.
Bij de ketel is een modulerende pomp leverbaar. Deze pomp moduleert op een delta T setpoint van 16,5⁰C. Deze
functie geeft de ketel extra rendement omdat de ketel in het condensatie gebied van de warmtewisselaar blijft als
het setpoint van de tank lager is dan 65⁰C.
Principes voor het ontwerp van het waterverwarmersysteem:
-
Als de waterhardheid tussen 4 en 11 °dH ligt, mag het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van
de ketel maximaal 16,5 °C bedragen.
-
Als de waterhardheid tussen 11 en 14 °dH ligt, mag het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour
maximaal 12,5 °C bedragen.
-
Als de waterhardheid hoger is dan 14 °dH, gebruik dan een waterontharder. Ook boven 11 °dH kan een
waterontharder worden overwogen, aangezien een installatie bij 12,5 °C temperatuurverschil grotere lei-
dingen en pompen nodig heeft. Na het ontharden moet de waterhardheid minimaal 4 °dH zijn.
Het is mogelijk om te controleren of het debiet over de warmtewisselaar hieraan voldoet:
1. Dit kan worden gedaan door de parameter (136) "Mod._Pomp_Modus" van "Modulerend" naar "Vast 100%"
in te stellen, dan zal de pomp op 100% gaan draaien
2. Open een tappunt voor warm water en zorg ervoor dat de ketel op 100% vermogen draait, nu moet de delta
T 16,5 °C of lager zijn voor een waterhardheid onder 11 °dH en 12,5 °C of lager voor meer dan 11 °dH.
Voor het bepalen van de delta T moet u in het informatiemenu (door het selecteren van de ketel Status) de
"Aanvoertemperatuur" minus de "Retourtemperatuur" controleren.".
3. Als de delta T binnen de grenzen ligt, wijzig dan de parameter 136 terug naar "Modulerend" als deze niet
binnen de grenzen ligt, vervang dan de pomp door een grotere pomp of controleer of er doorstroom beper-
kingen zijn tussen de ketel en de tank. Of gebruik een waterontharder bij een hardheid van meer dan 11
°dH.
4. Bij gebruik van een delta T lager dan 12,5 °C ook parameter (133) "Mod. Pump dT" wijzigen van 16°C naar
12°C. Verander ook de parameter (137) "Mod. Pump Min Pwr" van 45% naar 75%.
5. Controleer of de ketel goed werkt bij grote en kleine hoeveelheden water door een tappunt te openen.
6. Gebruik bij een Tank setpoint (parameter 115) boven 70°C een vaste instelwaarde voor de pomp. Dit omdat
de ketel bij hoge temperaturen niet condenseert. Herhaal punt 1 en 2 en verlaag de % tot u boven 16,5°C
of 12,5°C komt. Verhoog nu het vaste setpoint met één stap (10%). De delta T moet 16,5°C of 12,5°C of
kleiner zijn, afhankelijk van de waterhardheid of die onder of boven 11°dH is.
Waarschuwing: de garantie vervalt als niet aan deze ontwerpeisen wordt voldaan.
Warmwater_Modus 1 wordt ook gebruikt bij gecascadeerde ketels. Programmeer de cascadeparameters volgens
hoofdstuk "16 cascade". Sluit de afhankelijke en sturende ketels aan. Bevestig de aanlegsensor (systeemsensor)
aan de gecombineerde toevoer van de ketels en sluit deze aan op de sturende ketel, sluit ook de tank sensor, die
de temperatuur in/van de tank meet, aan op de sturende ketel.
De warmwatertemperatuur in de tank wordt gemeten met sensor T_Store en ingesteld met de parameter Boi-
ler_Setpoint. Wanneer deze sensor onder Boiler_Setpoint minus Boiler_Hysterese_Down komt, detecteert de
regeling een vraag naar warm water en start de warmwatercirculatie.
Als de aanvoertemperatuur T_Supply lager is dan Boiler_Setpoint plus Boiler_Aanvoer_Extra minus
WW_Aanvoer_Hyst._Dn wordt de ketel gestart.
Parameter Boiler_Aanvoer_Extra is standaard ingesteld op 0⁰C omdat de aanvoertemperatuur van het water bijna
gelijk is aan de tank temperatuur.
Wanneer één van de ketels in de cascade is ingeschakeld, wordt het vermogen PID-gemoduleerd zodat T_Supply
wordt geregeld in de richting van het Boiler_Setpoint plus Boiler_Aanvoer_Extra.
86
(
)
BULB OF PLAK
EN MET AANLEG SENSOR
E93.1804.900.C Handleiding CB-HW
; WW
1
MODE