4
Bediening
4.1
Gasballastregeling
Gebruik de gasballastregeling
van de pomp wordt gevoerd te veranderen. Het gebruik van de gasballastregeling zal de condensatie van dampen in
de pomp voorkomen. Gecondenseerde dampen zullen de olie verontreinigen.
De gasballastregeling moet rechtsom gedraaid worden om:
het eindvacuüm te bereiken.
droge gassen te verpompen.
Draai de gasballastregeling linksom open. Gebruik de gasballastregeling geheel open om:
hoge concentraties van condenseerbare dampen te verpompen.
de olie te reinigen.
Bij gebruik van de pomp met de gasballastregeling open zal het olieverlies uit de pomp toenemen.
4.2
Startprocedure
Blokkeer de pompuitlaat niet of laat de uitlaatdruk niet boven 1,5 bar absoluut stijgen. Het
oliecarter kan hierdoor scheuren en persoonlijk letsel toebrengen aan personeel dat in de buurt is.
Wanneer de olie verontreinigd is, wanneer de pomptemperatuur lager is dan 13 ºC of wanneer de elektrische
voedingsspanning meer dan 10% onder de laagste spanning ligt die voor de pomp gespecificeerd is, kan de pomp
enkele minuten op een lager toerental werken.
1. Zet de koelwatertoevoer naar de pomp open.
2. Schakel de elektrische voeding naar de pomp in.
3. Controleer of het oliepeil in het oliepeilglas na het starten een beetje (3 tot 5 mm) daalt. Dit geeft aan dat de
pomp gevuld is met olie.
4. Wanneer de pomp niet gevuld is met olie, moet de pomp ca. 30 seconden lopen met de inlaat open naar de
atmosfeer. Sluit dan de inlaatklep en controleer of het oliepeil 3 tot 5 mm daalt.
5. Wanneer het eindvacuüm bereikt moet worden om condenseerbare dampen te verpompen of om de pompolie te
reinigen, moeten de procedures in resp.
van het vacuümsysteem open.
© Edwards Limited 2011. Alle rechten voorbehouden.
Edwards en het Edwards-logo zijn handelsmerken van Edwards Limited.
(Figuur
1, onderdeel 1) om de hoeveelheid lucht (of inert gas) die in de laagvacuümtrap
WAARSCHUWING
Sectie
4.3,
4.4
en
4.5
geraadpleegd worden. Zet anders de isolatieklep
A346-01-886 Issue J
Pagina 17