7.2 POSITIONERING VAN DE EINDAANSLAG
Voor een juiste positionering van de eindaanslagmagneten moet de bedieningscentrale op de
juiste wijze zijn geïnstalleerd en zijn aangesloten op alle bedieningsinrichtingen en veiligheidsvoor-
zieningen.
De aandrijving is voorzien van een magneetsensor voor de eindaanslag die direct in de elektronische besturingskaart
is geïntegreerd.
Het stoppen van de poort, in geopende of gesloten toestand, vindt plaats op het moment dat de gepolariseerde
magneet, die in het bovenste deel van de tandheugel is bevestigd, de sensor activeert.Controleer of de aandrijving
is ingesteld voor de handmatige bediening, volgens de instructies van de aandrijving.
1.
Breng de poort handmatig in de geopende positie tot op 40 mm vanaf de mechanische
eindaanslag (zie fig. 06).
2.
Schuif de magneet met de CIRKEL over de tandheugel in de richting van de motor. Zodra
de led op de kaart die bij de eindaanslag FCA hoort dooft, moet de magneet met de
bijbehorende schroeven worden bevestigd.
3.
Breng de poort handmatig in de gesloten positie tot op 40 mm vanaf de mechanische
eindaanslag.
4.
Schuif de magneet met het VIERKANT over de tandheugel in de richting van de motor.
Zodra de led op de kaart die bij de eindaanslag FCC hoort dooft, moet de magneet met
de bijbehorende schroeven worden bevestigd.
5.
Controleer of aan het einde van de beweging, zowel in de geopende als in de gesloten
positie, de led van de betreffende eindaanslag op de juiste wijze dooft en wijzig indien
nodig de positie van de eindaanslagmagneten.
Om schade aan de aandrijving en/of onderbrekingen van de werking van
het automatische systeem te voorkomen, moet er een afstand van circa 40
mm vanaf de mechanische eindaanslagstops worden overgelaten.
14
Voor een correcte
werking van de aan-
drijving moet de mag-
neet met de CIRKEL
als eindaanslag voor
de OPENING worden
gebruikt en de mag-
neet met het VIER-
KANT als eindaanslag
voor de SLUITING
(ZIE FIG. 07)
Fig. 14