(niet van toepassing voor Australische norm).
Voor A A U U S S T T R R A A L L I I Ë Ë moet de ventilatie voldoen aan de Austra-
lische bouwvoorschriften en moeten de afzuigkappen in de
keuken voldoen aan AS/NZS1688.1 en AS 1668.2.
E E . . 6 6 . . 3 3
V V o o o o r r h h e e t t u u i i t t v v o o e e r r e e n n v v a a n n d d e e a a a a n n s s l l u u i i t t i i n n g g
1. Verzeker u ervan dat het apparaat geschikt is voor de
gassoort waarmee het zal worden gevoed.
Volg anders zorgvuldig de aanwijzingen in paragraaf E.6.6
Aanpassing aan een andere gassoort van dit hoofdstuk.
2. Breng vóór elk apparaat een gasafsluitkraan/-ventiel met
snelkoppeling aan.
3. Plaats de kraan/het ventiel op een gemakkelijk te bereiken
plaats.
4. Verwijder stof, vuil en vreemde voorwerpen die de toevoer
zouden kunnen verstoppen uit de aansluitleidingen.
De gastoevoerlijn moet de hoeveelheid gas verzekeren die
nodig is om alle apparaten die erop zijn aangesloten
volledig te laten functioneren.
Een toevoerlijn die onvoldoende gas levert brengt de
goede werking van de apparaten die hierop zijn aange-
sloten in gevaar.
B B E E L L A A N N G G R R I I J J K K
Als het apparaat niet waterpas staat kan
dit van invloed zijn op de verbranding en
leiden tot een slechte werking van het
apparaat zelf.
E E . . 6 6 . . 4 4
A A a a n n s s l l u u i i t t i i n n g g
1. Stel aan de hand van het installatieschema de plaats van
de gasaansluiting op de bodem van het apparaat vast.
2. Verwijder, indien aanwezig, de kunststof beschermingsdop
van de gasafvoer voordat u de aansluiting maakt.
3. Controleer na de installatie met zeepsop of er geen lekken
zijn op de verbindingspunten.
A A l l l l e e e e n n v v o o o o r r A A u u s s t t r r a a l l i i ë ë : De gasaansluiting is mannelijk 1/2
BSP.
22
E E . . 6 6 . . 5 5
G G a a s s d d r r u u k k r r e e g g e e l l a a a a r r
• De gastoevoerlijn moet een voldoende grote doorsnede
hebben en de hoeveelheid gas verzekeren die nodig is om
alle apparaten die erop zijn aangesloten volledig te laten
functioneren.
Als de gasdruk hoger is dan de voorgeschreven waarde of
moeilijk te regelen is (onstabiel), moet er een gasdruk-
regelaar (artikelnr. 927225) op een gemakkelijk te bereiken
plaats vóór het apparaat worden gemonteerd.
De drukregelaar moet bij voorkeur horizontaal worden
gemonteerd, om een goede druk aan de uitgang te
verzekeren.
1
zijde gasaansluiting van het net
2
drukregelaar
3
zijde gasaansluiting naar het apparaat
De pijl op de regelaar
richting het gas stroomt.
2 2
V V o o o o r r A A u u s s t t r r a a l l i i ë ë : de gasdrukregelaar die bij het apparaat wordt
geleverd, moet op de ingang van het apparaat worden
gemonteerd.
Stel als volgt de testdrukaansluiting in, waarbij de branders op
de maximale stand werken:
• 1,0 KPa voor methaangas
• 2,75 KPa voor propaangas.
E E . . 6 6 . . 6 6
A A a a n n p p a a s s s s i i n n g g a a a a n n e e e e n n a a n n d d e e r r e e g g a a s s s s o o o o r r t t
In de tabel "B" "Sproeiers" (zie Bijlage) wordt het type sproeier
vermeld waarmee de door de fabrikant geïnstalleerde sproei-
ers moeten worden vervangen (het nummer is in het
sproeierlichaam gegraveerd).
Controleer aan het einde van de procedure de hele volgende
controlelijst:
1. vervanging brandersproeier(s)
2. correcte afstelling van de primaire luchttoevoer naar de
brander(s)
3. vervanging waakvlamsproeier(s)
4. vervanging schroef/schroeven van het minimum
5. correcte afstelling waakvlambrander(s) indien nodig
6. correcte afstelling voedingsdruk (zie tab. technische gege-
vens/sproeiers)
7. breng het (bijgeleverde) zelfklevende plaatje met de
gegevens van de nieuwe gebruikte gassoort aan
E E . . 7 7
V V o o o o r r s s c c h h r r i i f f t t e e n n g g a a s s a a p p p p a a r r a a t t e e n n
E E . . 7 7 . . 1 1
C C o o n n t t r r o o l l e e v v a a n n d d e e a a a a n n s s l l u u i i t t d d r r u u k k ( ( a a l l l l e e u u i i t t v v o o e e r r i i n n g g e e n n ) )
1. Controleer of het apparaat geschikt is voor het aanwezige
type gas aan de hand van de gegevens op het typeplaatje
(als deze niet overeenkomen, volg dan de instructies op in
paragraaf E.6.6 Aanpassing aan een andere gassoort van
dit hoofdstuk).
De aansluitdruk wordt gemeten terwijl het apparaat in
werking is, door gebruik te maken van een manometer (min.
0,1 mbar).
2. Verwijder het bedieningspaneel;
geeft aan in welke
3 3
1 1