MAN0604_Issue 09_02-2013
2110M8030
6.
Elektrische storingen die door de installatie op de geleiders van de 4-20mA-kring worden
veroorzaakt, dienen beneden de door de algemene eisen van EN50270 voorgeschreven
niveaus te blijven. In de praktijk houdt dit in dat de storingsstromen in deze stroomkring niet
groter mogen zijn dan ±0,25 mA.
7.
Vaak is de 0-voltrail van de controller of het regelsysteem rechtstreeks verbonden met een
zijde van de detectieweerstand van de 4-20 mA ingangsstroom. In dat geval is ook de storing
op de rail direct verbonden met de 4-20 mA ingang. Om extra storing op de 0-voltrail te
vermijden, mag deze niet met de veiligheidsaarding/massa zijn verbonden omdat die vaak
een hoog niveau aan elektrische ruis draagt.
8.
De 24 V voeding dient vrij te zijn van grote spanningsstoten en –schommelingen.
Het type kabel gebruikt voor veldbekabeling tussen de Apex-transmitter en de controleapparatuur,
en tussen de Apex-transmitter en de Apex-sensor indien die op afstand is gemonteerd, moet
worden gekozen in functie van de vereisten betreffende milieu en gevaarlijke omgevingen. De
kabelinterne constructie moet van het type zijn met afscherming, met meerdere kernen en draden.
De aansluitklemmen van het product kunnen een maximale geleidergrootte van 2,5 mm
opnemen. De aanbevolen minimale geleidergrootte is 0,75 mm
worden bemeten op een totale voedingskringweerstand van minder dan 30 ohm (ECC-cartridge) of
16 ohm (katalytische cartridge).
Bij sensormontage op afstand van de transmitter is een 4-kerns-, afgeschermde kabel met een
minimale geleidergrootte van 0,75 mm
3.1 TRAnsmITTER En GEkEuRDE sEnsOR
Deze installatie bestaat uit een transmitter met gekeurde sensor die lokaal is gemonteerd op de
transmitter, samen met veldbekabeling.
To/from
controller
Apex Transmitter Unit
with Certified Sensor
De systeemonderdelen kunnen worden geïnstaleerd door een enkele technicus.
Deze procedure beschrijft hoe:
•
een transmitter te installeren
•
een gekeurde sensor te bevestigen op de lokale transmitter
•
de gekeurde sensor en de veldbekabeling aan te sluiten
•
de relais- en alarminstellingen van de transmitter te configureren
•
een gassensorcartridge te installeren in de gekeurde sensor
Raadpleeg de Algemene installatierichtlijnen aan het begin van dit hoofdstuk.
3. InsTALLATIE
(20AWG) vereist.
2
aansluitdoos (installatietype voor
Apex-transmitter met
gekeurde sensor
(noord-Amerikaanse
installatie)
22
(20AWG). De geleiders moeten
2
Apex-transmitter met gekeurde
sensor gemonteerd in gekeurde
Europa)
Apex-transmitter
(14AWG)
2
Apex-transmitter met
gekeurde sensor
(Europese installatie)
Gekeurde aansluitdoos
met gekeurde sensor
Apex