MAN0604_Issue 09_02-2013
2110M8030
De Apex-systeemcomponenten kunnen samen worden gebruikt op een aantal verschillende
manieren voor verschillende installatievereisten in een gevaarlijke omgeving. Raadpleeg ook de
controletekeningen in Appendix b voor de installatie van gekeurde onderdelen.
De volgende types systeeminstallaties zijn typische voorbeeldenvan installaties die kunnen worden
gerealiseerd:
•
Apex-transmitter met een gekeurde sensor lokaal gemonteerd op de transmitter
en veldbekabeling van de transmitter naar de systeemcontroller.
•
Transmitter met een gekeurde sensor op afstand gemonteerd in een gekeurde
aansluitdoos, met veldbekabeling tussen de twee componenten en van
de transmitter naar de systeemcontroller.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe:
•
de installatie van een transmitter en gekeurde sensor uit te voeren
•
een gekeurde aansluitdoos met gekeurde sensor te installeren, geschikt voor
werking op afstand
•
een LonWorks-communicatiekaart te installeren in een transmitter
Dit dient om de eenheid in staat te stellen om te worden bediend en te kunnen controleren
via een digitaal netwerk, bv. LonWorks.
Opgelet: Installeer geen communicatiekaart in een UL- of CSA-gecertificeerde transmitter.
•
de systeemaccessoires te installeren
Er dient bij de bevestiging van de systeemonderdelen aandacht te worden besteed aan mogelijke
gaslekken, de dichtheid van het te detecteren gas, mogelijke beschadiging van de eenheid door
klappen of stoten en storingen door andere apparatuur.
Voor een optimale werking dienen de transmitter en de transmitter te worden geïnstalleerd
op een plaats die vrij is van stof en direct zonlicht. Voor gebruik van de sensor onder extreme
omstandigheden of in de buitenlucht zijn speciale zonnekappen en accessoires voor bescherming
tegen weersinvloeden verkrijgbaar (zie 3.4).
Aansluitinformatie voor het externe netwerk (veldbekabeling enz.) vindt u in de handleiding van het
betreffende controlesysteem.
3. InsTALLATIE
20
Apex