Inhoudsopgave
Advertenties
Installatie
4
Montage van de barcodeband
16
Handboek – Datamatrix-positioneersysteem PCV..A-F200-R4-V19-SEW
– PCV80A: 10 mm (1 coderaster)
– PCV100A: 20 mm (2 coderasters)
Wanneer de maximale afstand [A] niet kan worden aangehouden, kan met behulp
van een constructie, die overeenkomstig onderstaande afbeelding moet zijn vorm
gegeven, ook bij grotere lengteveranderingen een betrouwbare positieregistratie
worden gegarandeerd. Daarvoor worden de beide tegen elkaar stotende draagpro-
fielen van de barcodeband L-vormig uitgesneden (L-cut) en de barcodeband zoda-
nig op de drager van de barcodeband aangebracht, dat altijd één van de beide co-
desporen door de leeskop kan worden herkend.
AANWIJZING
•
Let op de strakke uitvoering van de snijkanten op de L-vormige uitsparing (L-cut)
van de barcodeband. Het afscheuren van de barcodeband veroorzaakt bescha-
digde datamatrix-elementen en juist in het gebied van de overlapping ontbreekt
het tweede codespoor, die voor het compenseren van fouten in het eerste co-
despoor zou kunnen worden gebruikt.
•
Let erop dat rond de datamatrix-elementen een rustzone [B] (d.w.z. wit gebied
zonder codering) van 1,5 mm beschikbaar moet zijn, zodat dit door de leeskop
kan worden gelezen.
•
Afhankelijk van de grootte van de uitsparing (L-cut) vallen alleen het bovenste en
de onderste codespoor binnen het leesvenster van de leeskop. Daaruit resulteert
een gereduceerde Y-tolerantie voor de leeskopuitlijning (zie hoofdstuk "Verticale
uitlijning van de leeskop"). Houd hier ook voor de overige trajectinformatie reke-
ning mee.
•
Omhoog en omlaag lopende hellende vlakken.
Wanneer de barcodeband in een omhoog [1] of omlaag lopend vlak [2] wordt ge-
monteerd, moet de barcodeband op de overgang naar het horizontale vlak meer-
dere malen op de weergegeven manier worden ingeknipt.
A
B
B
12690114955
Advertenties
Inhoudsopgave
