1.2
Water- en gasaansluitingen
Controleer van tevoren of het water in de ketel circuleert (waterdruk
van de verwarmingskring, vertrek- en retourkranen open,
radiatorkranen open...).
Opening radiatorkranen
Open de kranen van alle op het verwarmingssysteem aangesloten
radiatoren.
Vul de installatie met water (Minimum druk: 1 bar, Maximum druk: 2.5
bar).
Tijdens het vullen kan er lucht ontsnappen uit het systeem via de
automatische ontluchter en de pomp.
Gebruik in geval van een waterlek de meegeleverde doppen
van de ontluchter die aan het gecombineerde gasblok
vastzitten.
Zorg dat er geen water in de ketel komt.
Controleer de sifon, deze moet tot de merkstreep met schoon water
gevuld zijn.
De ketelpomp controleren. Verwijder de middelste schroef van
chroom voor het ontluchten van de pomp.
Controleer de waterdichtheid.
36
De gasklep openen.
Controleer de gasaanvoerdruk: Meetpunt C.
Aanbevolen druk: Zie "Erkenningen".
Controleer de gasdichtheid. Maximum druk: 60 mbar.
Voor België: Maximum druk: 100 mbar.
Ontlucht de gastoevoerleiding door het meetpunt op het gasblok los
te schroeven. Schroef het meetpunt weer dicht wanneer de leiding
voldoende ontlucht is.
Controleer de gas- en wateraansluitingen op dichtheid.
De elektrische aansluitingen controleren.
MCR 24, 24/28 MI, 30/35 MI, 34/39 MI
Meetpunt op het gasblok (C)
08/06/06-300008462-001-B