Ter info:
De startprocedure van de motor kan licht afwijken van het ene motormerk
tot het andere. Lees ook de motorhandleiding erover na in het hoofdstuk
12.1 'Algemeen'. De belangrijkste onderdelen worden in verschillende
uitvoeringen getoond.
10.5. Stoppen van de motor
NOODSTOPBEUGEL NAAR VOREN DUWEN
= MOTOR UITGESCHAKELD
• Voor het stoppen van de motor schuift men de gashendel - of draait men de knop - in de 'OFF'-
stand.
• Uitschakelen van de machine kan ook door de noodstopbeugel achterwaarts te drukken. Draai,
indien aanwezig, de benzinekraan dicht.
Let op:
Zolang de motor niet volledig uitgelopen is na het uitschakelen, blijven de
messen doordraaien. Voer bijgevolg nog geen onderhoudswerkzaamheden uit.
28
10.6. Werken met de machine
Waarschuwing:
Afschermkappen beschermen tegen draaiende onderdelen. Bij een lopende
motor mag men dus nooit met de handen of andere lichaamsdelen achter
deze afschermkappen komen.
10.6.1.
Voor de aanvang van het werk
Neem nota van de volgende veiligheidsvoorschriften alvorens u aan het werk begint:
• De bediener draagt de gepaste kleding, handschoenen en beschermingsattributen zoals
voorgeschreven in deze handleiding (zie § 8.3 Veiligheidsvoorschriften).
• Een goede tuinman maakt een goede planning en gaat geordend te werk. Zo behoudt hij
best het overzicht op het werk en voorkomt hij ongevallen of verkeerde handelingen met de
machine.
• Alvorens het werk aan te vatten, werd het hout reeds systematisch gestapeld; dikke takken,
dunne takken, bladeren en vochtige producten. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat er
geen vreemde voorwerpen tussen het materiaal zitten.
• Voor men met de machine begint te werken moet men de deflectorklep van de blaaspijp
richten. Zorg ervoor dat u bij de aanvoer van het snoeiafval niet door de projectiezone van de
blaaspijp moet.
• Men zal enkel de motor starten op de plaats waar men zal werken.
• Men zal een machine met benzinemotor nooit in een gesloten ruimte laten draaien. Er treedt in
dat geval gevaar op voor vergiftiging door de uitwasemingen van de motor.
10.6.2. Tijdens het werk
Let op:
Bij het invoeren mag de bediener
nooit met de handen achter het
stalen schild komen. Door het oplichten
van dit schild neemt de bediener zijn
eigen bescherming tegen
terugvliegende houtsnippers weg.
• Bij het inbrengen van het materiaal in de invoertrechter houdt men dit steeds stevig vast.
Door de draaiing van de messenas wordt het hout vanzelf in de machine getrokken. Indien de
bediener het hout in aanvang niet blijft vasthouden wordt het veel te snel in de versnipperaar
getrokken wat onvermijdelijk leidt tot het vastslaan van de messenas. De bediener zal de
invoersnelheid zelf regelen door het hout sneller of trager toe te laten. Deze invoersnelheid zal
variëren afhankelijk van de dikte van de tak.
• De bediener zal met aandacht naar het motorregime luisteren bij het invoeren van het hout.
Als hij merkt dat de motor het moeilijk (sterk in toerental dalen) zal hij dadelijk het materiaal
terugtrekken om de motor terug op toeren te laten komen.
29