7
Installatie
7.1
Mechanische installatie
OPMERKING
Indien onderdelen ontbreken of
beschadigd zijn, neem dan contact op
met de leverancier.
OPMERKING
Zorg voor voldoende ondersteuning
van de ECO-Control, bijvoorbeeld door
het gebruik van een dubbele
wandcontactdoos, waardoor ook de
onderzijde wordt ondersteund.
7.2
Opstellen van de installatie
Stel de installatie bij voorkeur los op in een omgeving
met tenminste de volgende eigenschappen:
22
Item
Eisen
•
Ruimte
Schoon, droog, stofvrij, vorstvrij en goed
verlicht.
•
Oppervlakte moet voldoende ruim beme-
ten zijn, zodat de installatie gemakkelijk
bereikbaar is.
•
De hoogte van de opstellingsruimte moet
aan de minimale eisen van het bouwbe-
sluit voldoen.
•
De inrichting moet zodanig zijn dat even-
tueel vrijkomend water, zonder overlast
te veroorzaken, kan worden afgevoerd.
•
Fundering
De installatie moet vrij staan van de wan-
den.
•
De betonnen ondergrond moet glad afge-
streken zijn.
•
De fundering moet groot genoeg zijn om
alle steunpunten te dragen.
De opstellingsruimte moet voldoen aan het
waterwerkbladen werkblad 4.3 - hoofdstuk 5.
•
Sluit de zuigleiding aan op de toevoerleiding van
het gebouw (aangegeven met sticker).
•
Sluit de persleiding aan op de persleiding van
het gebouw (aangegeven met sticker).
Om het geluidsniveau tot een minimum te beperken,
handel als volgt:
•
Plaats de installatie op silent-blocks (optie).
•
'Beugel' de aanvoer- en persleiding op correcte
wijze.
•
Monteer een leidingcompensator in de aanvoer-
en persleiding (optie).
•
Plaats een filter in de aanvoerleiding in geval
van verontreinigingen.
•
Verzamelleidingen moeten spanningsvrij worden
aangesloten.
•
Zorg voor voldoende dimensionering van zuig-
en persleiding welke op de installatie
aangesloten worden. De maximale
stroomsnelheid in de leidingen dient lager te zijn
dan 2 m/s.
OPMERKING
Indien niet aanwezig, monteer een
droogloopbeveiliging. Aansluit-
contacten zijn aanwezig in de ECO-
Control. Zie figuur 12: Bovenaanzicht
elektrische aansluitingen ECO-Control