installatie
VOORBeReidingen
9.2.2 Binnenopstelling
≥500
≥500
f Houd de minimale afstanden aan om een storingsvrije
f
werking van het toestel te waarborgen en onderhoudswerk-
zaamheden aan het toestel mogelijk te maken.
9.3
Ondergrond
algemeen
f Zorg ervoor dat het toestel aan alle zijden toegankelijk is.
f
f Verifieer of de ondergrond horizontaal, vlak, stevig en be-
f
stendig is.
f Laat het frame van het toestel gelijkmatig steunen. Een onef-
f
fen ondergrond kan het geluidsgedrag beïnvloeden.
9.3.1 Buitenopstelling
Voor de van onderaf in het toestel in te voeren voedingsleidingen
dient u een uitsparing (vrije ruimte) te voorzien in de ondergrond.
Fundering met uitsparing
2
1240 mm
1
1 Luchtuitgang
2 Hoofdwindrichting
3 Uitsparing
f Zorg ervoor dat de noodzakelijke uitsparing in het funda-
f
ment aanwezig is.
8
| WPl e | WPl cOOl
≥500
≥1000
3
260 mm
70 mm
4
Voorbeeld: Buizen leggen in de ondergrond
8
7
6
A 800 mm
B Vorstdiepte
1 Elektrische leidingen
2 Verwarmingscircuitretour
3 Verwarmingscircuitaanvoer
4 Kiezelbed
5 Fundament
6 Drainagebuis
7 Condensaatafvoerslang
8 Installatiebuis voor voedingsleidingen
Let op de volgende aanwijzingen:
- Gebruik weersbestendige elektriciteitskabels.
- Bescherm de aanvoer- en retourleidingen van het ver-
warmingscircuit tegen vorst door deze voldoende te iso-
leren. Voer de isolatie uit overeenkomstig de geldende
voorschriften.
- Bescherm alle voedingskabels door een installatiebuis tegen
vocht, schade en UV-straling.
Aanwijzing
Neem bij het leggen van de condensaatafvoerslang het
hoofdstuk "Montage/condensaatafvoer" in acht.
5
4
3
2
WWW.stieBel-eltROn.cOM
1