installatie
MOntage
2. regelkamer met de afstandsbediening Fe 7 of FeK regelen
f Stel de stooklijn op een wijze in dat de ruimtes voldoende
f
worden verwarmd. Let er daarbij op dat hoe lager de stook-
lijn is ingesteld, des te efficiënter de warmtepomp werkt.
f Wanneer de afstandsbediening FEK is geïnstalleerd, stelt u
f
de stooklijn in op de afstandsbediening.
Let op de volgende aanwijzingen:
- De verwarmingscircuits van de regelkamer moeten open
blijven. De regelkamer is een kamer waar u de afstandsbe-
diening installeert, bijv. de woonkamer.
- U kunt de kamertemperatuur in de regelkamer met de af-
standsbediening FE 7 of FEK of via aanpassing van de stook-
lijn regelen.
- De andere kamers kunt u uitrusten met zone- of thermostati-
sche kranen.
f Open het verwarmingscircuit resp. de verwarmingscircuits
f
volledig.
f Haal de zekering van de elektrische nood-/bijkomende ver-
f
warming er tijdelijk uit om deze spanningsvrij te schakelen.
f Gebruik het toestel in verwarmingsfunctie.
f
f Stel de opvoerhoogte van de verwarmingscirculatiepomp op
f
een wijze in dat het voor de werking van de warmtepomp
vereiste verwarmingsdebiet is gewaarborgd (zie hoofdstuk
"Technische gegevens/gegevenstabel").
f Bij gebruik van het toestel voor de warmwaterbereiding
f
controleert u de instelling van de opvoerhoogte in het
warmwaterbedrijf.
f Pas de instelling van de opvoerhoogte van de verwarmings-
f
circulatiepomp eventueel aan.
f Sluit alle geregelde verwarmingscircuits met behulp van de
f
kamerthermostaten.
f Controleer of via de regelkamer het minimumdebiet is
f
gewaarborgd.
10.6.1 Pompen met een gering stroomverbruik gebruiken
Wanneer u een pomp met een gering stroomverbruik als verwar-
mingscirculatiepomp gebruikt, moet u het minimumdebiet met
behulp van het temperatuurverschil van het verwarmingssysteem
instellen.
f Stel de verwarmingscirculatiepomp in op ∆p-constant.
f
f Stel ∆p-constant in op de waarde waarop het maximale tem-
f
peratuurverschil van het verwarmingssysteem wordt bereikt.
14
| WPl e | WPl cOOl
10.7 condensaatafvoer
Voor de condensaatafvoer is een condensaatafvoerslang gemon-
teerd op de ontdooibak. De condensaatafvoerslang is bij levering
in de ruimte van het koelaggregaat opgeborgen.
f Let erop dat de condensaatafvoerslang niet wordt geknikt.
f
f Plaats de slang met een constant verval.
f
f Gebruik een passende condensaatpomp als het verval onvol-
f
doende is. Let op de bouwkundige omstandigheden.
f Controleer bij gebruik van een condensaatpomp of deze is
f
ontworpen voor een pompvermogen van 6 l/min.
10.7.1 Buitenopstelling
f Leid de condensaatafvoerslang omlaag door de uitbreekope-
f
ning "Doorvoer voedingsleiding" langs onder uit het toestel.
f Voer het condensaat af in een afvoerputje of laat dit in
f
een bed met grove kiezels insijpelen. Let op een vorstvrije
plaatsing.
10.7.2 Binnenopstelling
U kunt de condensaatafvoerslang links of rechts naar buiten uit
het toestel leiden door de uitbreekopening "Doorvoer conden-
saatafvoer" (zie hoofdstuk "Technische gegevens/afmetingen en
aansluitingen/binnenopstelling").
1
1 Uitbreekopening "Doorvoer condensaatafvoer"
f Breek de uitbreekopening "Doorvoer condensaatafvoer" met
f
een tang uit de linkerzijwand.
f Leid de condensaatafvoerslang links of rechts uit het toestel.
f
f Voer het condensaat naar een afvoer.
f
WWW.stieBel-eltROn.cOM