Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Controle Van De Volumestroom (Bij De Eerste Inbedrijfname Van De Warmtepomp Uit Te Voeren); Installatie Van De Cv Installatie - Stiebel Eltron WPF 20 Handleiding Voor Bediening En Installatie

Brine/water
Inhoudsopgave

Advertenties

INSTALLATIE
INSTALLATIE
8.3.3
Controle van de volumestroom (bij de eerste inbedrijf-
name van de warmtepomp uit te voeren)
De warmtebronzijdige aanvoer- en retourtemperatuur meten.
Hierbij aan de aansluitbuizen van de warmtepomp onder de ther-
mische isolatie uit de beide meetwaarden het temperatuurverschil
bepalen. Het diagram (afb. g) toont de temperatuurspreiding bij
nominale volumestroom.
Gevaar voor beschadiging!
!
Aan de WPM II moet de parameter 12 (Bron) van de
inbedrijfnamelijst op „Ethyleenglycol" gezet worden,
omdat anders bij temperaturen onder 7 °C de warmte-
pomp door de bevriezingsveiligheidsschakelaar wordt
uitgeschakeld. De broninlaattemperatuur kan in het
display van de WPM II onder de installatieparameter
Info temp. worden afgelezen.
g
Temperatuurspreiding bij nominale volumestroom
A
brine = verwarmingsaanvoertemperatuur 35 °C
B
brine = verwarmingsaanvoertemperatuur 50 °C
T1 temperatuurverschil
T2 broninlaattemperatuur
8.4

installatie van de CV installatie

8.4.1
De CV installatie (verwarmingscircuit) dient overeen-
komstig de geldende technische richtlijnen te worden uitge-
voerd. Voor de veiligheidstechnische uitrusting van een verwar-
mingsinstallatie moet de norm DIN 12828 worden gebruikt.
Bescherming van de heetwaterleidingen tegen vorst en vocht (al-
leen bij buitenplaatsing) aanvoer- en retourleiding moeten bij bui-
tenplaatsing door een voldoende thermische isolatie tegen vorst
en door het aanleggen van installatiebuizen tegen vocht worden
beschermd (zie afb. D).
De vereiste dikte van de isolatiestof dient conform de verwar-
mingsinstallatieverordening te worden nageleefd.
Aanvullende bescherming tegen bevriezing biedt de in de warm-
tepomp geïntegreerde antivriesschakeling, die bij + 8 °C conden-
sortemperatuur automatisch de circulatiepomp in het warmte-
10 | WPf 20/27/40/52/66
pompcircuit inschakelt en op die manier in alle watervoerende
delen een circulatie garandeert. Als de temperatuur in het buf-
fervat daalt, dan wordt op zijn laatst wanneer een temperatuur
van + 5 °C wordt onderschreden, automatisch de warmtepomp
ingeschakeld.
Voor het aansluiten op de warmtepomp dient de verwarmingsin-
stallatie op dichtheid te worden gecontroleerd, grondig te wor-
den doorgespoeld, te worden gevuld en zorgvuldig te worden
ontlucht.
Bij het vullen van de installatie met verwarmingswater dient de
norm VDI 2035, blad 1 in acht te worden genomen. Dat wil met
name zeggen dat
gedurende de levensduur van de installatie de som van het totale
vul- en opvulwater het driedubbele van het nominale volume van
de verwarmingsinstallatie niet mag overschrijden,
de som van de aardalkaliën in het water < 3,0 mol/m³ dient te
bedragen,
de totale hardheid van het water < 16,8 °d moet zijn en, indien
aan de eisen niet mocht zijn voldaan, het water moet worden
onthard.
Indien het soortelijke installatievolume > 20 l/ kW verwarmings-
capaciteit bedraagt (bijv. bij installaties met buffervat), dan dient
het verwarmingswater volledig te worden onthard.
Men dient op de juiste aansluiting van de verwarmingsaanvoer
en -retour te letten.
De thermische isolatie dient overeenkomstig de verwarmingsin-
stallatieverordening te worden uitgevoerd.
8.4.2 Buffervat
Om een storingsvrij gebruik van de warmtepomp te garanderen,
verdient het gebruik van een buffervat aanbeveling. Het buffervat
dient voor de hydraulische ontkoppeling van de volumestroom in
het warmtepompcircuit en verwarmingscircuit. Wanneer bijv. de
volumestroom in het verwarmingscircuit via thermostaatkleppen
wordt verminderd, dan blijft de volumestroom in het warmte-
pompcircuit constant.
8.4.3 Circulatiepomp (bufferlaadpomp)
Bij toepassing van een buffervat moet bij de uitvoering van de
in te bouwen circulatiepomp rekening worden gehouden met de
drukverliezen in de condensor, verbindingsleidingen, bochtstuk-
ken, ventielen etc.
8.4.4 Circulatiepomp (verwarmingspomp)
Wanneer er geen voorraadreservoir (buffervat) wordt gebruikt,
dan dient de verwarmingszijdige circulatiepomp van het verwar-
mingscircuit met inachtneming van het condensordrukverlies te
worden uitgevoerd. De nominale volumestroom bij ΔT = 10 K (zie
"Technische gegevens") van de warmtepomp moet door de in-
bouw van een overstroomklep bij iedere bedrijfstoestand van de
verwarmingsinstallatie gegarandeerd zijn.
www.stiebel-eltron.com

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpf 27Wpf 40Wpf 52Wpf 66

Inhoudsopgave