INSTALLATIE
EERSTE INBEDRIJfNAME | ONDERhOuD
9
Eerste inbedrijfname
De eerste inbedrijfname van het toestel alsmede de instructie van
de gebruiker mogen uitsluitend door een erkend vakman worden
uitgevoerd.
De inbedrijfname van de WPF dient overeenkomstig deze mon-
tageaanwijzing en de bedienings- en montageaanwijzing van de
warmtepompmanager WPM II te worden uitgevoerd. Voor de inbe-
drijfname kan een beroep worden gedaan op onze storingsdienst,
waarvoor kosten in rekening worden gebracht.
Wanneer deze warmtepomp wordt gebruikt voor een installatie
die dient voor handelsgerelateerde of economische doeleinden,
moeten voor de inbedrijfname eventueel de bepalingen van de
Duitse Bedrijfsveiligheidsverordening (BetrSichV) in acht worden
genomen. Neem voor meer informatie contact op met de verant-
woordelijke toezichthoudende instantie (bijv. TÜV). Een werkings-
test van de toestellen inclusief de controle van de ingebouwde
veiligheidsvoorzieningen is reeds bij de fabricage in de fabriek
uitgevoerd.
Na de inbedrijfname moet het in deze handleiding opgenomen
inbedrijfnameprotocol door de installateur worden ingevuld.
Voor de inbedrijfname dienen de volgende punten te worden ge-
controleerd:
Verwarmingsinstallatie
Werd de verwarmingsinstallatie op de correcte druk gevuld en de
snelontluchter geopend?
temperatuurvoeler
Werden buitenvoeler en retourvoeler (in combinatie met het buf-
fervat) correct aangesloten en geplaatst?
netaansluiting
Werd de netaansluiting vakkundig uitgevoerd?
De draairichting op de aansluiting WP(net) is correct wanneer bij
het aanbrengen van de spanning op de aansluiting WP(net) de
rode diode van het fasebewakingsrelais brandt (zie afb. A).
Wanneer de diode van het fasebewakingsrelais niet brandt, start
de warmtepomp niet.
Wanneer alles correct is uitgevoerd, kan het systeem tot de maxi-
male bedrijfstemperatuur worden verwarmd en nogmaals worden
ontlucht.
Gevaar voor beschadiging!
!
Bij vloerverwarming dient op de maximale systeem-
temperatuur te worden gelet.
9.1
bediening en bedrijf
Voor het gebruik van de warmtepomp is de warmtepompmanager
WPM II noodzakelijk. De warmtepompmanager regelt de gehele
verwarmingsinstallatie. Hier worden alle noodzakelijke instellin-
gen voor en tijdens het bedrijfsgebruik tot stand gebracht.
Alle instellingen in de inbedrijfnamelijst van de warmtepompma-
nager WPM II moeten door de vakman worden uitgevoerd.
16 | WPf 20/27/40/52/66
Gevaar voor beschadiging!
!
Normaal gesproken is het niet nodig om de instal-
latie in de zomer uit te schakelen, omdat de WPM II
over een automatische zomer / winter- omschakeling
beschikt. Bij uitschakeling van de installatie dient de
WPM II op stand-by te worden gezet. De veiligheids-
functies ter bescherming van de installatie (bijv.
vorstbescherming) blijven zo behouden.
Wanneer de warmtepomp bij buitenplaatsing of in een plaatsings-
ruimte waarin vorstgevaar bestaat wordt uitgeschakeld, moet het
water uit de installatie worden afgetapt.
Het in de condensor aanwezige water moet na het verwijderen van
de rechter zijwand via de toegankelijke vul- en aftapkraan (pos.
11 in afb. A) worden afgetapt.
10 Onderhoud
Gevaar voor beschadiging!
!
Eenmaal per jaar moet het koelmiddelcircuit van de
warmtepomp in overeenstemming met de VERORDE-
NING (EG) nr. 842/2006 op dichtheid worden gecon-
troleerd.
De dichtheidscontrole moet in de tabel hiernaast wor-
den gedocumenteerd.
Met uitzondering van de jaarlijkse dichtheidscontrole van het koel-
middelcircuit, werkt de warmtepomp volledig automatisch en is
geen speciaal onderhoud vereist.
Indien er warmtehoeveelheidmeters ingebouwd zijn, dienen de
licht verstopt rakende zeven ervan regelmatig te worden gerei-
nigd.
Bij storingen in de werking van de warmtepomp (bijv. aanspreken
van de hogedrukbeveiliging) door afzettingen van corrosiepro-
ducten (roestneerslag) in de condensor helpt alleen het chemisch
losweken met behulp van geschikte oplosmiddelen door de sto-
ringsdienst.
Gevaar voor beschadiging!
!
De fabrieksmatige instelling op de draaischakelaar
van de aanloopstroombegrenzer mag niet worden
veranderd.
Fabrieksinstelling
WPF 52
WPF 66
Bij de WPF 20, 27 en 40 is een vast ingestelde aanloopstroombe-
grenzer in de condensor aanwezig.
35 A
45 A
www.stiebel-eltron.com