Inhoudsopgave
Advertenties
Gew wrde circulatie
(1663)
Bedrijfskeuzeomschakeling
(1680)
8.12 Verbruikercircuits
Gew wrde aanvoer verbrui-
kervraag
(1859)
Tapw-laadvoorrang
(1874, 1924, 1974)
Overtemperatuurafname
(1875, 1925, 1975)
Met
voorregelaar/booster-
pomp
(1880)
8.13 Ketel
Min gew waarde
(2210)
Max gew waarde
(2212)
Gew wrde handbedrijf
(2214)
Min looptijd brander
(2241)
Min branderpauzetijd
(2243)
SD branderpauze
(2245)
7303881-01 02.11
Wordt een sonde in de tapwaterleiding gemonteerd, aangesloten op de regeling
dan zal de pomp draaien tot de gewenste waarde bereikt is. De ingestelde streef-
waarde voor de voeler volgens (Prog.-Nr. 1646) ingesteld worden. De instelling
van de recirculatietemperatuur wordt begrensd tot de maximale tapwatertempe-
ratuur.
Bij een externe omschakeling door de ingangen H1-H5 is zichtbaar in welke be-
drijfstoestand word omgeschakeld.
- Geen: de functie is uitgeschakeld.
Met deze functie volgt de instelling van de vertrekwaarde, die bij actieve werking
van de verbruikerskring werkzaam wordt.
Instelling, of de aangesloten verbruikercircuit pomp primair dient te worden inge-
zet voor het vullen van tapwater.
Als er een overtemperatuurafvoer wordt geactiveerd, kan de overtollige energie
door een warmte-afname van de verbruikercircuits worden afgevoerd. Dit kan
voor ieder verbruikercircuit apart worden ingesteld.
Met deze parameter wordt vastgelegd of bij een warmtevraag van het verwar-
mingscircuit een zone-boosterpomp in bedrijf gaat. Deze boosterpomp heeft be-
trekking op het segment waarin deze regelaar zich bevindt. (LPB bussysteem) en
dat met een voorregelaar wordt geregeld.
- Nee: het verwarmingscircuit wordt zonder voorregelaar/boosterpomp gevoed.
- Ja: de verwarmingscircuit wordt vanaf de voorregelaar met de boosterpomp ge-
voed.
Ter beveiliging, kan de minimale keteltemperatuur beperkt worden via de mini-
male inselling (prog. no. 2210) en naar het maximum via de maximale instelling
(prog. no. 2212).
Temperatuur op de ketel bij handbediening geregeld (zie ook Prog.-Nr. 7140).
Hier wordt de tijpanne ingesteld na het starten van de ketel, tijdens deze wordt
de uitschakeldifferentieel met 50% verhoogd. Deze instelling garandeerd niet, dat
de brander voor deze tijdspanne in bedrijf zal blijven.
De minimale ketelonderbreking bepaalt enkel de onderbreking van warmtevraag.
De minimale ketelpauzetijd blokkeert de ketel voor een instelbare tijd.
Bij overschrijding van deze schakeldifferentieeel, wordt de Branderpauzetijd Mini-
mum (Prog.-Nr. 2243) onderbroken. De ketel gaat toch in werking ondanks de
branderpauzetijd.
EcoSolar BSK 15 / 20
Programmering
89
Advertenties
Inhoudsopgave
