Netwerkverbinding
Het systeem kan geen verbinding met
het netwerk maken.
Controleer de netwerkverbinding
(pagina 16) en de
netwerkinstellingen (pagina 29).
Draadloze LAN-verbinding
U kunt uw computer niet met het
internet verbinden nadat de optie
[Wi-Fi Protected Setup (WPS)] is
uitgevoerd.
De draadloze instellingen van de
router kunnen automatisch
veranderen, als u alvorens de
instellingen van de router aan te
passen, gebruikmaakt van de
functie Wi-Fi Protected Setup. Wijzig
in dit geval overeenkomstig de
draadloze instellingen van uw
computer.
Het systeem kan geen verbinding met
het netwerk maken of de
netwerkverbinding is niet stabiel.
Controleer of de draadloze LAN-
router is ingeschakeld.
Controleer de netwerkverbinding
(pagina 16) en de
netwerkinstellingen (pagina 29).
Afhankelijk van de
gebruiksomgeving, inclusief het
materiaal van de muur, de
ontvangst van de radiogolven of de
obstakels tussen het systeem en de
draadloze LAN-router, kan het zijn
dat de mogelijke communicatie-
afstand ingekort moet worden. Zet
het systeem en de draadloze LAN-
router dichter bij elkaar.
Apparaten die gebruikmaken van
een frequentieband van 2,4 GHz,
zoals een magnetron, BLUETOOTH-
apparaat of een digitaal draadloos
apparaat, kunnen de communicatie
verstoren. Plaats het systeem uit de
buurt van dergelijke apparaten of
schakel deze apparaten uit.
De draadloze LAN-verbinding kan,
afhankelijk van de
gebruiksomgeving, niet stabiel zijn,
met name bij gebruik van de
BLUETOOTH-functie van het
systeem. Pas in dit geval de
gebruiksomgeving aan.
De gewenste draadloze router wordt
niet weergegeven in de draadloze
netwerklijst.
Druk op BACK om terug te keren
naar het vorige scherm en probeer
nogmaals de [Draadloos instellen
(ingebouwd)]. Als de gewenste
draadloze router nog steeds niet
gedetecteerd wordt, dient u in de
netwerklijst
[Nieuweaansluitingregistratie] te
selecteren en vervolgens [Handm.
registratie] on de naam van het
netwerk (SSID) handmatig in te
voeren.
BLUETOOTH-apparaat
De BLUETOOTH-verbinding kan niet
voltooid worden.
Zorg ervoor dat het blauwe LED-
lampje brandt (pagina 47).
Zorg ervoor dat het BLUETOOTH-
apparaat, dat aangesloten moet
worden, ingeschakeld is en de
BLUETOOTH-functie geactiveerd is.
Plaats het BLUETOOTH-apparaat
dichter bij het apparaat.
45
NL