Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
A
Afb. 161 Zijaanzicht van het apparaat
4
Opstellingslocatie
4.1
Voorwaarden aan de installatielocatie
Algemene informatie
De installatie moet in overeenstemming zijn met de plaatselijke regelge-
ving. Als er geen plaatselijke regelgeving is, volg dan EN378.
Houd tijdens het positioneren van het apparaat rekening met de volgen-
de elementen:
• Goedkeuring klant
• Gewicht eenheid en capaciteit steunpunt
• Veilig toegankelijke positie
• Functionele ruimten
• Ruimten voor luchtaanzuiging/-afvoer
• Elektrische aansluitingen
• Max. afstand mogelijk met elektrische aansluitingen
• Wateraansluitingen
De maximale hoogte voor de installatie is 1000 m boven zeeniveau.
Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
CS 3000 AWP(AWP65 – AWP89) voldoet aan de emissie- en immuni-
teitsvereisten van de geharmoniseerde generieke normen EN 61000-6-
4:2007/A11:2007 en EN 61000-6-2:2005/AC:2005 voor industriële
omgevingen. Een industriële omgeving wordt gedefinieerd als een loca-
tie die gevoed wordt door een speciale MV/LV transformator in overeen-
stemming met het toepassingsgebied van de toegepaste regelgeving.
Functionele ruimten
Functionele ruimten zijn ontworpen voor:
• Garanderen goede werking eenheid;
• Uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;
• Beschermen van geautoriseerde operators en aanwezige personen.
VOORZICHTIG
Respecteer alle functionele ruimtes zoals aangegeven in hoofdstuk
( 16.5).
Als de minimale afstand niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot ver-
minderde capaciteit en efficiëntie.
▶ Rook niet en gebruik geen open vuur in dit gebied.
CS3000 AWP – 6721856002 (2024/06)
B
0010054058-001
Opstellen
De apparaten zijn ontworpen voor installatie in buitenopstelling, water-
pas en op een vaste positie:
▶ Plaats de eenheid op een locatie waar eventueel lekkend gas geen ge-
bouw kan binnendringen of zich kan ophopen in gesloten ruimten.
Houd de voorschriften voor machinekamers aan (ventilatie, lekde-
tectie, enz.).
VOORZICHTIG
Begeeft u niet op het oppervlak van het apparaat.
Plaats geen zware voorwerpen op de warmtepomp.
KG
Afb. 162
Installatienormen:
• Vermijd installatie op locaties met gevaar voor overstroming.
• Installeer de eenheid opgetild van de bodem.
• Draagpunten uitgelijnd en genivelleerd.
• Afgevoerd condenswater mag geen gevaar vormen voor mensen en
materieel.
• Ophopingen van sneeuw mogen geen verstopping van de spoelen
veroorzaken.
Begrens de trillingsoverdracht:
• Gebruik trillingsdempers of neopreen strip op de steunpunten van de
eenheid;
• Installeer flexibele koppelingen op de hydraulische aansluitingen.
Bescherm het apparaat met een geschikte omheining om toegang door
onbevoegd personeel te voorkomen.
Een correcte luchtcirculatie is verplicht om de goede werking van de
eenheid te waarborgen.
Vermijd daarom:
• Obstakels in de luchtstoom;
• Uitwisselingshindernissen;
• Bladeren of andere vreemde voorwerpen die de luchtstroom door de
spoelen kunnen belemmeren;
• Wind die de luchtstroom beïnvloedt;
• Warmte- of vervuilingsbronnen dicht bij de eenheid (schoorstenen,
afvoerluchtventilatoren enz.);
• Stratificatie (koude lucht die op de bodem blijft hangen);
• Recirculatie (afgevoerd lucht die weer wordt aangezogen);
• Positioneren onder het drempelniveau, dicht bij hoge muren, zolders
of onder hoeken waar stratificatie of recirculatie wordt bevorderd.
Elektrische bedrading:
• Bedienings- en voedingskabels moeten apart worden gelegd.
Negeren van de voorgaande instructies kan:
• De energie-efficiëntie verminderen;
• Een alarmvergrendeling veroorzaken vanwege hoge druk (in de zo-
mer) of lage druk (in de winter).
Opstellingslocatie
0010054059-001
159
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
