Bericht
107_COOLER FAULT (koeler
defect)
108_COOLER FAN FAULT
(storing koelerventilator)
110_HI TEMP DUTYCYCLE
(hoge temp werkcyclus)
111_HI TEMP STANDBY (hoge
temp standby)
112_LO TEMP STANDBY (lage
temp standby)
113_TEMP SENSOR FAULT
(storing temp-sensor)
Tabel 3 Systeemwaarschuwingen (vervolg)
Beschrijving
De stroom door de koeler is
gedurende meer dan 5 seconden
gedaald tot minder dan 0,1 A.
De bewakingsspanning op de
koelerventilator is gedurende meer
dan 5 seconden gedaald tot minder
dan 1,5 V (of gestegen tot meer dan
3,5 V).
De analysertemperatuur is
gedurende meer dan 2 minuten
gestegen tot meer dan 50 °C
(122 °F).
Opmerking: De analyser heeft een
analysevertragingstijd van 300 seconden
tussen elke analysecyclus toegevoegd.
De analysertemperatuur is
gedurende meer dan 2 minuten
gestegen tot meer dan 55 °C
(131 °F). De analyser bevindt zich in
de stand-bymodus.
De analysertemperatuur is
gedurende meer dan 2 minuten
gedaald tot minder dan 2 °C (35 °F).
De analyser bevindt zich in de
stand-bymodus.
Het temperatuurverschil tussen de
MPU (microprocessoreenheid) en
de temperatuursensor van de
analyser is groter dan ±15 °C
(±27 °F).
Opmerking: De MPU-
temperatuursensor bevindt zich op het
moederbord. De temperatuursensor van
de analyser bevindt zich op de O
controllerkaart.
Oorzaak en oplossing
Controleer zekering 3 (F3) op het moederbord.
Vervang de zekering als deze is doorgebrand. Zie
Een zekering vervangen
dat de zekering volledig in de zekeringhouder zit.
Controleer de bedrading van de koeler op het
groene klemmenblok. Controleer de bedrading
tussen de koeler en de aansluitplaat
(81204370_xx.).
Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) >
DIAGNOSTICS (diagnostiek) > SIMULATE
(simuleren) > COOLER (koeler). Stel de koeler in op
100%. Controleer of de spanning op het
peltierelement van de koeler 10 V is. Als dit niet het
geval is, gebruikt u de koelerkit om de
koelerventilator en het peltierelement te vervangen.
Zie
Reserveonderdelen en -accessoires
op pagina 47.
Controleer de bedrading tussen de koelerventilator
en de aansluitplaat (81204370_xx.).
Meet de spanning op de koelerventilator op het
groene klemmenblok. Controleer of de spanning
24 V is. Als dit niet het geval is, gebruikt u de
koelerkit om de koelerventilator te vervangen. Zie
Reserveonderdelen en -accessoires
Controleer de filters in de ventilator en de
ventilatieopening. Controleer de werking van de
ventilator. Zorg ervoor dat de
omgevingstemperatuur lager is dan 45 °C (113 °F)
en dat de analyser niet in direct zonlicht staat.
Opmerking: Wanneer de temperatuur van de analyser
langer dan 2 minuten lager is dan 48 °C (118 °F), gaat de
analyser verder met de normale werking.
Controleer de filters in de ventilator en de
ventilatieopening. Controleer de werking van de
ventilator. Zorg ervoor dat de
omgevingstemperatuur lager is dan 45 °C (113 °F)
en dat de analyser niet in direct zonlicht staat.
Opmerking: Wanneer de temperatuur van de analyser
langer dan 2 minuten lager is dan 48 °C (118 °F), gaat de
analyser verder met de normale werking.
Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur 5 tot
45 °C (41 tot 113 °F) is.
Opmerking: Wanneer de temperatuur van de analyser
langer dan 2 minuten hoger is dan 5 °C (41 °F), gaat de
analyser verder met de normale werking.
Zorg ervoor dat de moederbordklep is geïnstalleerd
en de analyserdeur is gesloten.
Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur lager is
dan 45 °C (113 °F) en dat de analyser niet in direct
zonlicht staat.
-
2
Problemen oplossen
op pagina 7. Zorg ervoor
op pagina 47.
25