Vermenigvulgidingsfactor nominale
verliesstroom
Startpolariteit van de teststroom
Polariteit van de teststroom
Bovenste grenswaarde van de
aardingsweerstand
Distance "a"
Contrast
Baudsnelheid
Geheugenlocaties
Tabel 3: beginwaarden van de programmeerbare parameters
5.
ONDERHOUD
5.1.
Batterijen
Maak de testkabel los en schakel het toestel uit alvorens het deksel van het batterijvakje te
openen.
Gevaarlijke spanning onder het deksel van het batterijvakje.
De batterijstatus staat permanent aangeduid in de linkerhoek van het scherm. Een volledig donkergrijs
icoontje wijst op de maximumcapaciteit van de batterijen. Houd de toestand van de batterijen in het
oog, ook tijdens de meting. Resultaten die verkregen worden wanneer de batterijen verzwakt zijn
(kunnen onnauwkeurig zijn) worden vergezeld van het bericht "Low battery during m." op het einde
van de meting.
Vervang de 4 batterijen gelijktijdig als het icoontje leeg is (wit) in wachtmodus (geen enkele meting is
bezig) of als het laatste donkere segmentje af en toe verdwijnt tijdens een meting.
De nominale voedingsspanning bedraagt 6V DC. Gebruik 4 alkalibatterijen van 1.5V, type IEC LR14
(afmetingen: diameter 26mm; hoogte 50mm).
Fig 104.: Correcte polariteit voor het installeren van de batterijen
RCD t∆N
RCD t∆N, I∆N
ZLOOP
REARTH, REARTH (clamp)
REARTH (2 clamps)
ρ EARTH
Setup
Setup
x ½
positief (0°)
positief
geen grens
2m
± 50%
9600 bauds
geen invloed
70