Verhelpen van storingen
Foutmeldingen
Fout
Mogelijke oorzaak
Draadaanvoerapparaat niet aan-
gesloten
4
Temperatuurstoring
Fout noodcircuit (interface voor auto-
maten)
5
Overspanning
6
Onderspanning
Koelmiddelstoring (enkel bij aan-
7
gesloten koelmodule).
8
Gasstoring
9
Secundaire overspanning
10
PE-storing
11
FastStop-stand
12
VRD-storing
16
Fout hulpvlamboog
17
Fout toevoegdraad
Overstroom of afwijking tussen draa-
dinstelwaarde en werkelijke waarde.
18
Plasmagasfout
Instelling instelwaarde wijkt aanzien-
lijk af van de werkelijke waarde.
19
Beschermgasfout
Instelling instelwaarde wijkt aanzien-
lijk af van de werkelijke waarde
20
Koelmiddeldoorstroming
Koelmiddelhoeveelheid controleren
22
Overtemperatuur koelmiddelcircuit
23
Overtemperatuur HF-smoorspoel
24
Hulpvlamboog ontstekingsfout
32
Elektronicafout (I>0-fout)
33
Elektronicafout (Uist-fout)
34
Elektronicafout (A/D-kanaalfout)
35
Elektronicafout (flankfout)
36
Elektronicafout (S-keurmerk)
37
Elektronicafout (temperatuurstoring) Apparaat laten afkoelen.
38
---
Elektronicafout (secundaire te hoge
39
spanning)
40
Elektronicafout (I>0-fout)
48
Ontstekingsfout
49
Vlamboogonderbreking
Fout noodcircuit (interface voor auto-
51
maten)
57
Fout hulpaandrijving, snelheidsfout
68
Oplossing
In het apparaatconfiguratiemenu de koude draad-be-
drijf smodus uitschakelen (toestand off). Draadtoevoer-
apparaat aansluiten.
Apparaat laten afkoelen.
Controle van de externe uitschakelinrichtingen. Con-
trole jumper JP 1 op printplaat T320/1.
Schakel het apparaat uit en controleer de netspannin-
gen.
Koelmiddelpeil controleren en evt. bijvullen.
Gastoevoer controleren.
Schakel het apparaat uit en weer in. Blijft de storing
bestaan, waarschuw dan de servicedienst.
Storing via robotinterface (indien aanwezig) bevestigen
(0 naar 1).
Schakel het apparaat uit en weer in. Blijft de storing
bestaan, waarschuw dan de servicedienst.
Lastoorts controleren.
Controle draadtoevoersysteem (aandrijving, slangpak-
ket, lastoorts; snelheid van de procesdraadtoevoer en
werksnelheid van de robot controleren en eventueel
corrigeren).
Plasmagastoevoer controleren (dichtheid, knikken, ge-
leiding, verbindingen, vergrendeling).
Plasmagastoevoer controleren (dichtheid, knikken, ge-
leiding, verbindingen, vergrendeling).
Koelmiddelcircuit controleren (koelmiddelpeil, dicht-
heid, knikken, geleiding, verbindingen, vergrendeling).
Koelmiddelcircuit controleren (temperatuurinstel-
waarde).
Apparaat laten afkoelen. Bewerkingscyclustijden even-
tueel aanpassen.
Slijtage-onderdelen plasma-lastoorts controleren.
Schakel het apparaat uit en weer in. Blijft de storing
bestaan, waarschuw dan de servicedienst.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Blijf t de storing bestaan, waarschuw dan de service-
dienst.
Neem contact op met de service-afdeling.
Lasproces controleren.
Neem contact op met de service-afdeling.
Controle van de externe uitschakelinrichtingen. Con-
trole jumper JP 1 op printplaat T320/1.
Hulpaandrijving controleren (tachogenerator – geen
signaal; M3.51 defect > service).
099-000125-EW505
29.9.2022